DE ROL VAN ANNA HAGE IN DE GESCHIEDENIS VAN DE TIEN VAN RENESSE








Anna Cornelia Hage




Anna Hage, mooi opgemaakt




Geboorte acte van 23 mei 1908 te Zierikzee



Inleiding

Wie was Anna Cornelia Hage en wat was haar rol in de geschiedenis van de Tien van Renesse?

Hiervoor is enige kennis van hun geschiedenis voorondersteld. Bij de poging een drietal geallieerde militairen overgezet te krijgen van het bezette Schouwen-Duiveland naar het bevrijde Noord-Beveland mochten ook een aantal verzetsmensen mee met de boot. Toen de tweede poging mislukte werd Christiaan Wisse met zijn vrouw vooruitgestuurd naar Zierikzee. Zij werden door een Duitse patrouille staande gehouden, kort ondervraagd en daarna vrijgelaten om hun weg te vervolgen. Even later ontstond een vuurgevecht waarbij Cornelis Lazonder zwaar werd gewond en tien verzetsmensen werden gearresteerd.

De Duitsers kwamen bij hun evaluatie tot de ontdekking dat er ook een vrouw bij de actie betrokken was: de echtgenote van Christiaan Wisse. Met de arrestatie van Anna Hage midden in de nacht hoopten ze de bewuste vrouw te pakken te hebben. Anna werden met de andere verzetsmensen per boot van Brouwershaven naar Ouddorp vervoerd en daarna per auto naar Middelharnis. Daar was een Standgericht georganiseerd door de Duitsers. De gearresteerde mannen werden ter dood veroordeeld door ophanging. Anna werd vrijgesproken: zij was niet de echtgenote van Christiaan Wisse. Die was met haar man ondergedoken.

Anna Hage was dus de enige die werd vrijgesproken. Zij had wel dezelfde reis met de mannen meegemaakt. Haar belevenissen heeft ze in getuigenverklaringen bij Christiaan Wisse en Hendrik Vijfhuize verteld. Daarom heeft ze een bijzondere plaats in de geschiedenis van de Tien van Renesse: ze was de enige die het kon navertellen. Daarom is zij een bijzondere getuige van de verschrikkelijke reis van Zierikzee naar Middelharnis en van de langdurige nachtelijke verhoren door het Standgericht. Die rol als getuige maakt haar uniek: zij is de enige die het voorlaatste deel van de geschiedenis van de Tien van Renesse kan navertellen.


Omdat ik over haar bijna geen gegevens bezat, kreeg ze tot nu toe geen apart hoofdstuk. Totdat ik op 23 december 2018 het volgende mailtje ontving:



"Geachte heer Slings,

Met grote belangstelling volg ik uw website over de tien van Renesse. De documentaire en het boek dat dit jaar uit kwam dragen natuurlijk bij aan alle belangstelling.

Wat me verbaasd en ook wat ik betreur is dat de rol van Anna Hage volstrekt onderbelicht blijft. Ze was enig overlever en heeft de rest van haar leven een groot trauma overgehouden aan de vreselijke gebeurtenissen. Anna Hage was de enig zuster van mijn opa, Bram Hage. Ze was haar hele leven ongehuwd en we beschouwen haar als onze extra oma. Haar verhaal werd me van jongs af aan verteld tijdens logeerpartijen bij haar thuis op de Heer Arendstraat 16 in Zierikzee. Ze kon er maar heel moeizaam over praten, maar omdat we een volgende generatie waren ging het haar op enig manier beter af. Door de jaren heen heb ik uw Website gevolgd en kennis genomen van het proces verbaal van de ondervragingen van tante Anna. Dat gaf ons extra informatie die we zelf nog niet hadden.

In alles wat er nu nog over wordt gemeld is het niet goed te bevatten dat het verhaal van de enig overlever eigenlijk in het geheel ontbreekt. Wellicht heeft u daar met alle inzicht en ervaring een betere verklaring voor? Dat zou ik graag van u horen.

Met een vriendelijke groet,

Carel Maasland

Heer Arendstraat 16
Zierikzee
"



Mijn reactie luidde:

"Geachte heer Maasland/ Beste Carel,

Verrassend bericht. Zomaar van een familielid van Anna Hage.
Ik zou graag een nieuw hoofdstuk over haar aan mijn website toevoegen, ware het niet dat iedere aanwijzing naar materiaal me ontbreekt.

Graag ontvang ik alle informatie over haar die er bestaat en ik ga ermee aan het werk.

Foto's, brieven, krantenartikelen, herinneringen enz enz. Dus alle beschikbare documenten zijn welkom, ook je eigen herinneringen.

Hartelijke groet,

Gert



De reactie van Carel liet niet lang op zich wachten. Ik neem haar in het geheel over, omdat zijn verhaal inzicht geeft in wie Anna Hage was.


"Beste Gert,

Dank voor je snelle reactie. Groeten van haar oudste neefje.

Ik ga mijn best doen om foto's en andere verhalen te verzamelen. We wonen in haar geliefde oude huisje op de Heer Arendstraat 16 te Zierikzee waar ze tot haar dood heeft gewoond.

Nadat Anna was vrijgelaten en met het bootje uit Ouddorp werd overgezet naar Brouwershaven is ze terug gegaan naar de boerderij op de Boerenweg van Pieter den Boer en zijn vrouw. Dat waren goede vrienden van haar. We praten nu laat in October / November 1944. Ben even mijn data kwijt. (bedoeld is december 1944, GS)

Ze is in januari 1945 samen met de familie Den Boer opnieuw gearresteerd. Met zijn drieën zijn ze vastgezet in Hotel Bom in Renesse. Op verdenking van het geven van rooksignalen aan geallieerde troepen. Ze hebben meer dan drie maanden vastgezeten en zijn eindeloos verhoord. Uiteindelijk kwam men niet verder in de verhoren en zijn ze vervoerd met een tussenstop in het SD kantoor (dat Anna kende van haar eerdere verblijf) naar het SD hoofdkantoor in Rotterdam. Daar bleken de Wehrmacht militairen niet de goede papieren te hebben en door deze rare bureaucratische verwarring werden ze even vastgezet in het nabij gelegen postkantoor op de Binnenweg. Daar zijn ze kunnen ontsnappen omdat ze de schoonmakers omkochten met voedsel dat ze voor de reis uit Zeeland mee hadden gekregen naar Rotterdam. Ze zijn toen lopend gevlucht naar Utrecht en Woudenberg en hebben daar ondergedoken gezeten tot het einde van de oorlog die al snel kwam. Deze episode heeft niets van doen met de gruwelijkheden van de tien van Renesse maar kwam direct nadat ze als enige was vrijgelaten na gruwelijke verhoren die ze heeft ondergaan op Flakkee.

Uit politie rapporten heb ik teruggevonden dat ze Anna Hage na de oorlog is opgepakt en na een paar dagen te hebben vastgezeten in Zierikzee is vervoerd naar Goes. We weten uit de familie verhalen niet waarom ze verhoord is na de oorlog. Ze was tijdens een periode in de oorlog ambtenaar op het distributie kantoor en dus ook betrokken bij het uitdelen van bonnen. We hebben geen enkel idee of ze ooit beschuldigd is geweest van wanpraktijken met bonnen of iets dergelijks. Ik heb daar tot op heden geen resultaten over gevonden.

Na een korte tijd in Veenendaal woonde Anna in Utrecht en nu en dan in het ouderlijk huis op de Heer Arendstraat. Daar is ze uiteindelijk ook overleden. Ze is nooit getrouwd geweest. Haar twee grote liefdes zijn jong overleden. Haar verloofde Jan Staal overleed door een motor ongeluk op het eiland en vervolgens overleed haar joodse vriend toen hij samen met alle anderen werd weggevoerd uit Zierikzee. Ze heeft daarna nooit meer een liefde in haar leven gehad. Ze sprak vaak met ons over de gebeurtenissen in Renesse maar wilde ondanks aandringen nooit met ons naar het monument in Renesse. Als we in de buurt kwamen van Hotel Bom kregen we soms haar verhaal te horen. We hebben kopieën van brieven die mevr De Boer uit Hotel Bom schreef aan haar familie. Haar dochter leeft nog en heeft Anna tot op hoge leeftijd helpen verzorgen. Ze weet overigens nog meer over Anna Hage dan wijzelf.

Bij deze een eerste bericht. In fasen ga ik je tzt meer aanleveren.

Hartelijke groet, Carel Maasland"








Anna Hage was verloofd.
Haar vriend heette Jan Lucas Staal.








VERKLARINGEN VAN ANNA HAGE IN PROCESSEN-VERBAAL VAN CHRISTIAAN WISSE EN HENDRIK VIJFHUIZE



Op 1 oktober 1945 voltooide Christiaan Wisse zijn proces-verbaal. (Zie hoofdstukken f01 en f02). En in november 1947 schreef Hendrik Vijfhuize te Rotterdam zijn proces-verbaal (Zie hoofdstuk g)

In alle drie verslagen wordt Anna Hage aan de tand gevoeld.
Het lezen van deze verklaringen levert tal van verschillen op. Naast natuurlijk veel overeenkomsten. Het verslag van Vijfhuize was meer dan twee jaren na het einde van de oorlog. Het is boeiend de verschillen op te merken met het verslag van Christiaan Wisse, dat vlak na de oorlog werd opgemaakt.


Hier volgt de verklaring van Anna Hage in het eerste proces-verbaal van Christiaan Wisse.


Getuige 7. Anna Hage

Oud 37 jaar, ambtenares Distributiekantoor te Zierikzee, wonende te Zierikzee, Roodedorp B. 242, die verklaarde:

Op Vrijdagmorgen 8 December 1944 te omstreeks 3.30 uur kwamen 3 Duitschers en een Wachtmeester der Marechaussee, genaamd D. Visser, wonende te Zierikzee, mij arresteeren.

De namen van die Duitschers weet ik niet.

Zij hebben mij toen naar de Duitsche Grenspolitie gebracht.

Wat er aan de hand was, wist ik niet en wat ik daar moest doen, wist ik nog veel minder. Ik ben daar geweest tot 's middags half één. Daarna werd ik gehaald en naar een andere woning gebracht.

Daar binnengekomen zaten 4 Duitschers, waaronder ook Clause.

Laatstgenoemde was maar aan het telefoneeren. Ik hoorde hem zeggen: Die vrouw hebben wij ook. In die woning zat ook de Ortzcommandant van Zierikzee, de Obergefreiter Bouwman. Deze vroeg mij, wat ik de vorige avond gedaan had. Ik antwoordde hem, gewoon thuis gewerkt te hebben. Ook vroeg hij mij of ik de politiemannen uit Zierikzee kende, of ik wel eens vergaderingen bijwoonde, want die werden er nog al eens gehouden, zei hij. Verder vroeg hij of ik (er staat 'hij', GS) ook de Politieman van der Beek kende, daar heb ik op geantwoord, dat ik die kende. Daarna werd ik weer naar het Weermachtsheim teruggebracht.

Even daarna kwam er een wagen aanrijden en die stopte voor het Weermachtsheim. Ik zag er menschen opzitten, waaronder ik de Politieman v.d. Beek en de landbouwer Iman van der Bijl herkende.

Ik werd uit de woning gehaald en moest ook op de wagen plaats nemen. Wij zijn toen gereden naar de woning van de Burgemeester te Zierikzee. Daar aangekomen hebben wij ongeveer een uur stilgestaan. Tegen vertrek kwamen de Duitschers uit de woning van den Burgemeester (door de Duitschers gevorderd) met in hun midden een manspersoon, een heel donker type. Volgens mij leek dat wel een ARMEEN. Toen die persoon op de wagen was, zijn wij vertrokken. Sommige menschen moesten plat op de bodem van de wagen gaan liggen en enkele konden nog zoowat zitten. Tijdens de reis op de wagen, hoorde ik v.d. Beek met die vreemde man (volgens mij de Armeen) fluisteren. Ik kon daaruit opmaken dat van der Beek met hem in contact had gestaan en gaf zooveel te kennen, dat zij elkander niet kennen moesten.

Eindelijk kwamen wij tegen donker te Brouwershaven aan.

Daar aangekomen moesten we op de boot. Met de handen in de hoogte moesten we op de boot plaats nemen. In dien tijd dat we van de wagen aan boord moesten, hadden die Duitschers mij al (tegen) een enkel geschopt. Het getrap en de schoppen van de Duitschers was gewoon schandalig. Ook kwam de Insel Commandant van Haamstede, de Hauptman Schütz aan boord, die ook meegevaren is.

Toen we ongeveer 10 minuten aan het varen waren, hoorde ik plotseling een plons in het water. Ik dacht bij mezelf, precies of er een in het water springt.

Het leek inderdaad wel juist te zijn. Direct werd er een schijnwerper aangestoken. Er werd toen hevig geschoten. In het donker zag ik tegen de horizon iemand over de dijk kruipen. Toen moesten wij het ontgelden. Wij moesten toen allemaal op de buik op het schip liggen. Over ieders lichaam kwam een Duitscher te staan en we mochten ons niet verroeren. Dit alles had plaats in de stroomende regen.

Eindelijk kwamen we op de plaats aan, wat Ouddorp bleek te zijn. Direct toen we van Ouddorp per auto vervoerd werden naar Middelharnis, kwamen we onder verhoor.

Aan dit verhoor heeft ook Hauptman Schütz deelgenomen.

Het verhoor heeft geduurd van 's avonds half elf tot de andere morgen half zes. Zooals gewoonlijk moest v.d. Beek altijd het eerst verhoord worden. Hij heeft dan ook tijdens de reis en onder het verhoor de meeste klappen gehad. Ik kan nog niet begrijpen dat hij er niet onder gebleven is. Toen om half zes in den morgen van 9 December 1944 het verhoor was afgeloopen, wist ik voor mezelf nog niet waar ik aan toe was. Of die andere menschen toen reeds wisten, dat ze ter dood veroordeeld waren, weet ik niet.

Dat ik vrijgesproken ben, wist ik pas eerst toen ik in de tram zat van Middelharnis naar Ouddorp. Ik moest n.m. mijn plaatsbewijs zelf betalen en kon daaruit opmerken, dat ik niet meer bij die andere menschen hoorde, want die werden precies behandeld als voorheen. Op de haven te Ouddorp gekomen, mocht ik niet met de boot mee terug naar Brouwershaven. Ik moest achterblijven.

In den tijd van mijn arrestatie tot Zaterdagavond toen die andere menschen terug werden gevoerd naar Brouwershaven, hebben we geen ETEN OF DRINKEN GEHAD.

Die Duitschers die met de boot meegingen van Ouddorp naar Brouwershaven, kan men beschouwen als rasploerten. Wat waren die kerels gemeen valsch.

Meer kan ik niet verklaren.









Dit is de veerboot 'Zuidvliet'.
Hiermee zijn de 9 mannen + 1 vrouw verscheept
van Brouwershaven naar Ouddorp.
Deze ligt gerestaureerd in de museumhaven van Zierikzee.





Dan volgt hier de verklaring van Anna zoals die is opgetekend in het tweede proces-verbaal van Christiaan Wisse.



Getuige 6. Anna Hage, oud 37 jaar, ambtenares Distributiekantoor, wonende te Zierikzee, Rode Dorp B 142, die verklaarde:

"Vrijdagmorgen, 8 December 1944, omstreeks 3.30 uur, werd ik door drie Duitsers en een Wachtmeester der Marechaussee, genaamd Dirk VISSER, wonende te Zierikzee, van bed gehaald en gearresteerd. Zij brachten mij naar de Duitse Grenspolitie.

Wat er aan de hand was, wist ik niet en wat ik daar moest doen, wist ik nog veel minder. Ik ben daar geweest tot 's middags 1.30 uur. Daarna werd ik gehaald en naar een andere woning overgebracht.

Daar binnen gekomen zaten daar 4 Duitsers, waaronder ook de Duitser CLAUSE.

Laatst genoemde was aan het telefoneren. Ik hoorde hem zeggen: "Die vrouw hebben wij ook." In die woning zat ook de Ortscommandant van Zierikzee, de Obergefreiter BAUMAN. Deze vroeg mij, wat ik de vorige avond gedaan had. Ik antwoordde hem, dat ik gewoon thuis geweest was en om 22.30 uur naar bed was gegaan. Ook vroeg hij mij of ik de Politiemannen uit Zierikzee kende, of ik wel eens een vergadering bijwoonde. Verder, of ik de Politie-agent Van der Beek kende en daar heb ik bevestigend op geantwoord.

Diezelfde dag, kwam er een boerenwagen voor het gebouw, waar ik werd verhoord en daar zaten een aantal mensen op. Ik moest ook op de wagen plaats nemen. Ik kende Van der BEEK en Iman van der BIJL van Zonnemaire, de anderen niet. Tijdens de reis op de wagen - wij kwamen omstreeks 19.-uur te Brouwershaven aan - hoorde ik Van der Beek met een andere man fluisterend praten. Volgens mij was de man waar Van der BEEK mee sprak een Armeen. Van der Beek gaf hem te kennen, dat hij zwijgen moest en dat ze elkander niet kenden.

In Brouwershaven gekomen moesten we op de boot. Met de handen in de hoogte moesten wij aan boord. We zijn allen zwaar mishandeld geworden. Nauwelijks was ik op de boot, of ze hadden mij de enkels al kapot geschopt. Van der BEEK werd erg zwaar mishandeld.

Aan boord van het schip waren ook aanwezig de Eiland-Commandant, Hauptmann SCHUTZ en nog andere Officieren, die allen zijn meegegaan. Toen we ongeveer 10 minuten gevaren hadden en de haven van Brouwershaven nog niet uit waren, sprong er een van de mensen over boord. Onmiddellijk begonnen de Duitsers te schieten.

In het donker zag ik een persoon over de dijk kruipen, dat kon ik zien, tegen de horizon. Wij moesten het daarop ontgelden. Plat op de buik moesten we op dat ijzeren schip gaan liggen en over elk lichaam kwam een Duitser te staan. Het vervoer had plaats in de stromende regen.

Eindelijk kwamen we in OUDDORP aan van de boot af. Vandaar werden we met een wagen naar MIDDELHARNIS vervoerd. Direct zijn de Duitsers in een woning met het verhoor begonnen. Aan dit verhoor heeft ook Hauptman SCHUTZ deelgenomen en naar ik meen 4 andere hoge Duitse Officieren. Van der BEEK werd het eerst en het langst verhoord. Hij heeft tijdens de reis en het verhoor ontzettend veel klappen gehad.

Op 9 December 1944, omstreeks 5.30 uur in de morgen was het verhoor afgelopen. Ik ben van mening, dat Van der BEEK mij heeft vrij gepleit, want toen het verhoor was afgelopen, werd mij gezegd, dat ik het eiland Schouwen en Duiveland niet meer betreden mocht.

Het is mij niet bekend, dat de mensen na het verhoor zijn aangezegd, dat ze ter dood zijn veroordeeld.

De Duitsers die ons van Brouwershaven naar Middelharnis hebben begeleid, kan men beschouwen als rasploerten. Ze waren ontzettend gemeen en vals. Vanaf het moment toen zij mij van bed hebben gehaald tot het moment, dat die andere mensen weer terug naar Brouwershaven werden vervoerd, hebben we geen eten en drinken gehad.

Ik had met deze zaak niets te maken en later kwam ik tot de ontdekking, dat ik opgepikt werd voor Uw vrouw."







De Zuidvliet.
Op dit dek moesten de mannen voorover liggen
in de stromende regen
met de kolf van een geweer in de rug.
Ook Anna trof eenzelfde behandeling.







Nu volgt het proces-verbaal van Hendrik Vijfhuize, meer dan twee jaar na de processen-verbaal van Christiaan Wisse.



Hierna hoorde ik (Hendrik Vijfhuize)op Dinsdag 11 November 1947, meer genoemde:

ANNA CORNELIA HAGE


oud 39 jaar, van beroep verkoopster, wonende Hoofdstraat 67 te Veenendaal (winkel Lybella) die verklaarde:

"In de maand December 1944 was het eiland Schouwen en Duiveland bezet door de Duitse Weermacht.

Op dit eiland waren veel illegale werkers. Ik werkte zelf veel voor Jodenmensen. In het begin December 1944 hadden enkele illegale werkers het voornemen om des avonds over te varen naar Noord-Beveland en op deze wijze in contact te komen met de geallieerde troepen. Bij deze poging is het gebleven.

Er werden op Vrijdag 8 December 1944 te Zierikzee enkele mannen gearresteerd. Dit waren mannen afkomstig uit omliggende gemeenten van genoemd eiland. Enkele dezer mannen wisten te ontvluchten, doch er werden tien mannen en een Armeens soldaat gearresteerd. Ik zelf werd eveneens gearresteerd, tenminste het was nog nacht.

Bij de arrestatie van deze mannen was de heer Lazonder, Secretaris van de Gemeente Renesse gewond geraakt. De mannen waarover ik spreek, zijn dezelfde waarvan u mij de foto's toont. (Ik, verbalisant, vertoon haar de foto's van J.P. Jonker, L.M. Jonker, W.M. Boot, J. Oudkerk, T.M. Padmos, M.P.M. van der Klooster, J.A. Verhoef, I. van der Bijl, M.K. van der Beek en C. Lazonder).

Ik ken die mensen allemaal bij hun naam, het waren allen goede Nederlanders. Ik werd gevangen gehouden in een gebouw aan de Oude Haven te Zierikzee; de mannen in een huis aldaar in de omgeving.

Op Vrijdag 8 December 1944 te omstreeks 2 uur des namiddags werd ik uit mijn gevangenschap naar buiten gebracht. Het bleek mij nu dat er buiten een boerenwagen stond te wachten waarop de meerbedoelde negen Nederlanders reeds zaten.

De heer Lazonder was hier niet bij, daar deze reeds gewond was. Ik werd gelast ook op die wagen bij die mannen plaats te nemen. Onderweg zijn we naar de woning van de burgemeester van Zierikzee gereden, alwaar we een Armeens soldaat hebben opgeladen.

Deze werd uit de woning van de burgemeester gehaald, die door de Duitsers tijdelijk daar in bewaring was gesteld. Die dag, dus Vrijdag 8 December 1944 zijn deze tien mannen en ik met deze wagen vervoerd naar Brouwershaven. We gingen onder geleide van Duitsers die allen gewapend waren naar Brouwershaven.

Daar werden wij allen op een boot geschopt en geslagen. Wij moesten met onze handen in de hoogte lopen. Het was een klein motorbootje onder commando van de Duitsers. Het was omstreeks 7 uur des namiddags toen wij op die boot gingen, het was erg donker en het regende hard. De commandant van het eiland Schouwen en Duiveland was een officier genaamd Schütz, die medeging naar Middelharnis.

Ook gingen meerdere Duitsers, naar schatting 40 man, mede. Terwijl ik mij op de boot met de andere mannen bevond, hoorde ik, toen we circa 10 minuten gevaren hadden, een plons in het water. Later bleek mij dat de Armeen van de boot was verdwenen en deze waarschijnlijk overboord was gesprongen. Na deze plons maakten de Duitsers licht en begonnen te schieten.

Hierna kregen wij allen een beestachtige behandeling. Wij moesten allen voorover op het dek van de boot gaan liggen en mochten ons niet bewegen. Ik kreeg, zowel als de anderen een Duitser wijdbeens over mij heen staan waarbij de kolf van zijn geweer in mijn rug drukte. Hierbij hebben ze mij mishandeld door mijn enkels stuk te trappen: voorts waren mijn benen bont en blauw getrapt. Ook de mannen die eveneens als ik op hun buik moesten blijven liggen werden ernstig mishandeld. Na een geruime tijd te hebben gevaren zijn we aan land gegaan. Dit bleek mij later Ouddorp te zijn geweest.

Vandaar zijn wij allen in een auto geladen. Deze auto stond weer onder leiding van de Weermacht; het waren dezelfde militairen die ons vanaf Schouwen en Duiveland hadden begeleid.

Te omstreeks 23 uur 's avonds van die dag kwamen wij in een dorp op het eiland Goeree en Overflakkee aan en werden wij in een gebouw gebracht. Die plaats bleek mij later Middelharnis te zijn geweest.

In dat gebouw, ik meen dat dit een school was, moesten wij allen met ons aangezicht gekeerd tegen de muur gaan staan, waarbij wij onze handen naar boven opgeheven moesten houden. Ik heb daar alleen in die school Duitsers ontmoet; ik heb er geen Nederlanders gezien. Wij stonden onder bewaking van de Duitsers. Wij werden allen één voor één in een lokaal gehoord. Toen ik aan de beurt was en in dat lokaal kwam, zag ik naar schatting een man of zeven a acht aan een tafel zitten. Er waren er in uniform en in burger gekleed. De commandant van Schouwen en Duiveland genaamd Schütz en nog één was in uniform; de anderen waren in burgerkleding. Onder degene die zich in burgerkleding bevonden waren ook de mannen waarvan U mij de foto's toont, (Ik, verbalisant, vertoon aan de getuige de foto's van K.H. Bläse en K. Scholl) en die ik U Bläse en Scholl hoor noemen.

Ik weet pertinent dat deze beide Duitsers ook zitting hadden in dit verhoor en ik kan me niet vergissen. Ik weet zeker dat ik door Bläse en door die andere ben ondervraagd geworden.

Tijdens dit verhoor ben ik niet mishandeld geworden. Telkens wanneer mijn verhoor was beëindigd moest ik weer naar de gang en daar met mijn handen omhoog blijven staan. Dan werd er weer een der mannen geroepen. Of deze mannen tijdens het verhoor mishandeld zijn geworden, weet ik niet.

Dit verhoor duurde van des avonds 11 uur tot de andere dag Zaterdag 9 December 1944 des voormiddags 4 uur.

Na het verhoor werd ons niets medegedeeld. Ik werd na verhoor door één der Duitsers, uit de bewaking van de gevangen mannen weggehaald. Ik mocht nu in een kamertje komen waar een kachel brandde.

Terwijl ik in dat kamertje stond, kwam Scholl binnen. Deze deelde mij mede, dat ik vrij was. Bij mijn verhoor heb ik bemerkt dat Bläse de indruk gaf dat hij daar nogal wat te zeggen had bij dat gehouden "Standgericht". De man voorkomend op de foto die U mij toont (ik, verbalisant, vertoon haar de foto van Kohlen) ken ik niet; hoewel hij mij niet geheel onbekend voorkomt. Op Zaterdag 9 December 1944 ben ik met de negen mannen medegenomen naar het station der Rotterdamse Tramweg Maatschappij te Middelharnis.

Van de school naar de tram moesten wij lopen; we waren weer onder leiding van dezelfde Duitsers van de vorige avond. Bläse en Scholl zijn niet mede gegaan, deze bleven waarschijnlijk in de school achter.

Te omstreeks 8.30 uur des voormiddags die dag kwamen wij aan de haven van Ouddorp aan. Aan dit havenhoofd lag een boot. Het peil van het water was van dien aard dat wij niet konden varen en het wel avond zou worden. In een in die omgeving staand huis zijn de negen mannen ondergebracht.

Daar ik vrij was, heb ik onderdak gezocht bij een familie in die omgeving. Om vijf uur namiddag die dag zijn de negen mannen onder zware geleide van Duitse militairen naar Brouwershaven vervoerd. Van een Duitse Haven-commandant vernam ik, dat de mannen zouden worden opgehangen.

Daar ik was vrijgesproken mocht ik niet medevaren naar Brouwershaven. Eerst op Maandag 11 December 1944 des avonds te omstreeks 7 uur ben ik met de boot van Van Noord overgevaren. Tegelijk met mij was ook aan boord de Inselcommandant Schütz van Schouwen en Duiveland. Mijns inziens is Schütz niet bij de terechtstelling van de bedoelde negen mannen en Lazonder kunnen zijn. Wel zoals verklaard, heeft hij te Middelharnis deelgenomen aan het "Standgericht".

Toen ik hierna op Brouwershaven arriveerde vernam ik dat de tien mannen reeds waren opgehangen.

Hierna ben ik weer voor een ander feit door de Duitsers aangehouden. Na vier maanden gevangen te zijn geweest zag ik tegen de bevrijding (Mei 1945) kans te ontvluchten. Meer kan ik terzake niet verklaren."

Na voorlezing en volharding tekent zij haar verklaring in concept.







Nog een foto van de Zuidvliet.
Anna Haga noemt het "een klein moterbootje".


Dit is alles wat ik tot nu toe kan melden. Misschien levert Carel Maasland me meer gegevens. Die zal ik dan ook opnemen.