OVER HET LEVEN EN DE DOOD VAN CORNELIS LAZONDER











INLEIDING

In alle beschrijvingen van de Tien van Renesse wordt een aparte plaats ingeruimd voor Cornelis Lazonder. Hij was gemeentesecretaris van Renesse en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het reilen en zeilen op het gemeentehuis. De Duitsers op Schouwen-Duiveland maakten op 3 december 1944 bekend dat alle mannen tussen de 17 en 40 jaar zich moesten melden voor arbeid in de oorlogsindustrie in Duitsland. Aan de gemeenteambtenaren van de nog bevolkte dorpen op Schouwen en Duiveland werd opdracht gegeven lijsten samen te stellen met de namen en verblijfplaatsen van deze mannen.

Zowel gemeentesecretaris Cornelis Lazonder als ook de nog jonge ambtenaar ter secretarie Willem Maarten Boot kregen de morgen van 4 december 1944 bezoek van iemand van het verzet. Beiden wensten in geen geval mee te werken aan het opstellen van lijsten voor de bezetter, maar ze zaten met het probleem hoe ze de bevolkingsregisters moesten laten verdwijnen. Verzetsman Stoffel van den Hoek stelde voor dat hij, samen met Adriaan Martijn Padmos, de kluis van het gemeentehuis zou leeghalen en verdonkeremanen. Het ging om de namen van de mannen uit Renesse, maar ook om die van Noordwelle, Serooskerke, Ellemeet en Scharendijke. Zowel Lazonder als Boot doken onmiddellijk onder, nadat de sleutels van de kluis waren afgegeven.

In de nacht van 6 december 1944 werd Lazonder gearresteerd door de Duitsers bij een poging met 16 anderen vanuit het bezette Schouwen-Duiveland met een mosselkotter met Engelse commando's over te steken naar het bevrijde Noord-Beveland. Hij raakte als enige tijdens een vuurgevecht zwaargewond.

In het vonnis door het Standgericht te Middelharnis werden de negen gearresteerde verzetsstrijders veroordeeld tot de dood door de strop. Apart werd melding gemaakt van de situatie waarin Lazonder zich bevond. Hij zou als hij enigszins hersteld was ook terechtgesteld worden door ophanging.

Aan Cornelis Lazonder wil ik een apart hoofdstuk wijden. Wie was hij, wat was zijn rol precies, wat is er te zeggen van zijn zware verwondingen, hoe werd over hem door tijdgenoten geoordeeld? Om maar enkele onderwerpen te noemen. Ik wil me beperken. Er is veel meer over Lazonder te zeggen. De door mij aan de orde gestelde onderwerpen komen in andere publikaties niet of bijna niet aan de orde.


WIE WAS CORNELIS LAZONDER?

Ik ga proberen een beeld te schetsen van de jeugd van Cornelis Lazonder. Een mens komt niet uit de lucht vallen. Wie de man wil kennen, verdiepe zich in de knaap.

Cornelis (roepnaam Kees) werd op 10 april 1913 geboren in de Alblasserwaard in Giessen-Nieuwkerk als zoon van de predikant Daniel Justus Lazonder (1879-1935) en Johanna Cornelia de Leur (1874-1938). Hij was de jongste van drie kinderen. Naast een oudere zus Gijsbertha (1907-2001), had hij ook een oudere broer, Adrianus Wijnandus (1908-1974). Beiden hebben hem overleefd.




Zijn oudste zus trouwde met ds. Post,
die door zijn vader in het ambt werd bevestigd.



Zijn oudere broer Ad ging in Utrecht theologie studeren. Hij werd een heel bekende predikant, die aan de wieg stond van het vorige Liedboek voor de Kerken uit 1973. Zie ook ds. Ad Lazonder op Wikipedia.

Cornelis Lazonder kwam dus uit een predikantengeslacht. Een voorvader van hem, Eliza Anne Lazonder, die leefde van 1839-1908, werd als dominee tot op vandaag beroemd om de hoeveelheid beroepen die op hem werden uitgebracht: tussen 1865 en 1890 kreeg hij maar liefst 269 beroepen. Goed dat was lang geleden. Maar zijn vader was dominee, net als zijn oom, die ook Eliza Anne heette. Zoals ik al schreef: zijn broer werd predikant en zijn enige zus trouwde met een dominee. Je kunt je afvragen waarom Cornelis geen theologie is gaan studeren? Het antwoord komt verderop.

Cornelis' vader Daniël Justus Lazonder was geboren in Schoonhoven waar diens vader Adrianus Wijnandus (1842-1908) handelaar was in goud en zilver. Uit het feit dat uit dat gezin van de opa van Cornelis twee predikanten voortkwamen (zijn vader + oom Eliza Anne) plus de landelijke directeur der posterijen (oom Jurjen) plus de rector van het gymnasium in Utrecht (oom Adrianus) kunnen we opmaken dat grootvader Adrianus Wijnandus niet onbemiddeld was. Want studeren ging niet op een goedkoopje.

Zijn vader, dominee Daniël Justus, diende zeven gemeenten: Zoutelande 1906-1911; Giessen-Nieuwkerk 1911-1918; Ankeveen 1918-1920; Tuil 1920-1923; Oppenhuizen 1923-1928; Werkendam 1928-1933; Tienhoven 1933-1935. Cornelis heeft dus in zijn leven heel wat verhuizingen meegemaakt, zoals menig kind van een dominee. Verhuizen is voor een kind erg ingrijpend: opeens in een totaal nieuwe omgeving, straten die je niet kent, mensen die je vreemd aankijken, een onbekend huis enz. Hij was vijf jaar toen hij verhuisde naar Ankeveen, zeven toen zijn vader een beroep naar Tuil aanvaardde. In Oppenhuizen bereikte hij de middelbare schoolleeftijd. Sneek lag in de buurt. Dat kwam goed uit. Daar bevond zich een bekend gymnasium. Predikanten kenden toen de gewoonte hun kinderen naar het gymnasium te sturen. Cornelis' vader vormde geen uitzondering op deze regel.




Om een indruk te geven van het soort huizen waarin Cornelis opgroeide,
hier de pastorie te Oppenhuizen: een voornaam huis.
Zo waren bijna alle pastorieën.



In 1928, op z'n 15de, verhuisde het gezin naar Werkendam bij Gorkum. Dus het lag voor de hand dat Cornelis in Gorkum op het gymnasium zijn middelbare schoolloopbaan voortzette. Er lag nog geen brug over de Merwede, maar er voer wel een pontje. De route ging over de dijk langs de Merwede, totaal ongeveer 8 km. Best te doen dus. Zijn vader onderhield ook goede banden met Gorkum: hij zat in die stad in het bestuur van de christelijke kweekschool.

Zijn vader was een geliefd prediker, die heel wat beroepen kreeg. Elke keer dat hij bedankte voor een beroep, werd hij door een ouderling namens de gemeente toegesproken en kreeg hij een "daaltje". Dat wilde zeggen dat hem werd toegezongen: Dat 's HEEREN zegen op u daal (Psalm 134:3).



De Banier: staatkundig gereformeerd dagblad, 15 januari 1931.





Hier kreeg zijn vader 50 gulden
uit dank dat hij in Werkendam bleef.
Bestemd voor de armen! Mooi toch!

De Bazuin: staatkundig gereformeerd dagblad, 13 maart 1933.

Ruim twee maanden later, op 29 mei 1933, stond in dezelfde krant
dat ds. D.J.Lazonder het beroep naar Tienhoven had aangenomen.
Hoe zal de goede gever zich toen gevoeld hebben?



Al die gebeurtenissen maakte Cornelis mee vanuit de domineesbank, helemaal voorin de kerk: alle ogen waren daarop gevestigd. Veel gelegenheid voor innige vriendschappen was domineeskinderen vaak niet gegund. Het was een vrij eenzaam bestaan in een glazen huis.

Hij verdiepte zich als jongeman in het edele schaakspel: hij ontwikkelde zich tot een goed schaker. Hij was ook in het bezit van een gewonnen koffielepeltje met inscriptie, uitgereikt door grootmeester en wereldkampioen dr. Max Euwe.

Later in zijn Zeeuwse tijd bleek hij ook een degelijke dammer. In oude Zeeuwse kranten kwam ik geregeld zijn naam tegen in uitslagen van damwedstrijden. Altijd met 2-0 in zijn voordeel.

In zijn vrije tijd bracht Cornelis heel wat uren door achter het orgel van de grote kerk van Werkendam. Daarop kon hij zich uitleven. Vele jaren later gaf Cornelis een orgelbespeling, die de krant haalde. Het zal niet de enige keer geweest zijn.

We kunnen ons vandaag moeilijk een voorstelling maken van de standenmaatschappij uit de jaren voor 1940. Als predikant hoorde Cornelis' vader tot de notabelen. Er werd hoog tegen hem en zijn gezin opgekeken. Met de dokter en de notaris behoorde hij tot de top van de maatschappij.


Het gymnasium in Gorkum werd voor Cornelis niet bepaald een succes. In de cursus 1928-29 zat hij in de tweede klas: hij was toen al 15 jaar. Was hij onvoordelig jarig, waardoor hij een late leerling was? Is hij in Sneek blijven zitten? In ieder geval doubleerde hij in Gorkum in de vierde klas. Toen het tweede jaar in de vierde klas weer leek mis te gaan, ging hij van school. Achter zijn naam staat: vertrokken op 18 juni 1932. Hij was toen al 19 jaar. Dat vertrek had niet te maken met een beroep van zijn vader. Die vertrok een jaar later in 1933 naar Tienhoven.





Dit gebouw in Gorkum betrad Cornelis vier jaar lang.

Het Stedelijk Gymnasium te Gorinchem (later Camphusianum)
was toentertijd gevestigd aan de Zusterstraat nr.11-13.


Je kunt je afvragen of het voor hem een gelukkige tijd is geweest. Ik heb de cijferlijsten uit de verschillende klassen: het was steeds kantje boord. Zijn hoogste cijfers haalde hij voor wiskunde en gymnastiek: op een gymnasium van toen niet de gewichtigste vakken.

Voor een goed begrip van de onderstaande cijfers het volgende. De becijfering was anders dan vandaag. 5 was zeer goed; 4 was goed; 3 was voldoende; 2 was slecht; 1 was zeer slecht.


Dan volgen nu opmerkingen uit de Notulen van de lerarenvergaderingen.

In notulen van lerarenvergaderingen wordt Cornelis Lazonder genoemd i.v.m spelfouten (nov.1928 onder vermelding:Fr.-)

Uit latere notulen blijkt dat vooral Frans onvoldoende blijft, de ene leerkracht vindt hem niet zo vlijtig, de andere wel.

Uit notulen van 19 december 1929 : Fr. 1- D 2. Nat 2-.

Uit de vergadering van 15 april 1930: Gr. 2. Fr. 1- Duits 2 Eng.2 Gesch.2+ Aardr. 2- Wisk.2+

Uit de vergadering van 30 okt. 1930: Lazonder Fr.1. Verder behoorlijk, zijn 2e jaar.

Uit de vergadering van 18 december 1930: Onvoldoende: Latijn, Grieks, Frans, Wiskunde en Natuurkunde. Dhr. V.d Poel klaagt over zijn houding in de klasse.

Uit de vergadering van 31 maart 1931. Lazonder onvoldoende Frans en Natuurkunde.

Uit de vergadering van 29 oktober 1931. Nog geen sterke lijst, doet zijn best, wordt hebbelijker.

Uit de vergadering van 17 december 1931. 5 onvoldoendes, met als commentaar: hij staat aan de rand van de afgrond, zal hij hier mislukken?

Uit de vergadering van 22 maart 1932. Grieks 2, Frans 2-, Duits 2, Eng.2+, met als commentaar: Zwakke lijst. Eigenaardig geval! Voor wiskunde een 4.

Verder geen vermelding meer in de notulen van de docentenvergadering.





De laatste cijferlijst uit gym 4,
niet volledig ingevuld zoals bij de andere leerlingen.
Het zou zijn laatste jaar zijn in Gorkum.



Nog niet eens zo hopeloos,
maar voor het tweede jaar onvoldoende voor Frans, Engels en Duits.
Weinig perspectief.






Hier staat de aantekening: vertrokken 18 juni 1932




Vertrek uitvergroot.

(Marjo Molengraaf uit Gorkum heeft bovenstaande documenten voor me opgediept.
Marjo, hartelijk dank voor je speurwerk.)



Op 18 juni 1932 is Cornelis van school gegaan: 19 jaar oud en zonder diploma. Probeer maar eens in te denken hoe hij zich gevoeld zal hebben met een oudere broer die al lang en breed met succes theologie studeerde. Gelukkig zijn er tal van bewijzen dat hij zich later als jong gemeentesecretaris van 25 jaar goed kon handhaven en in allerlei activiteiten liet zien allerminst ongelukkig te zijn. Bovendien gaf hij er blijk van dat zijn gymnasiumopleiding niet zonder vrucht bleef: op 13 mei 1942 hield Cornelis een lezing over Erasmus op het slot Moermond. (Brieven uit de Tweede Wereldoorlog, pag.48, zie linkermarge hoofdstuk 16)


CORNELIS OP WEG NAAR GEMEENTESECRETARIS

Zijn vader ds. Daniël Justus vertrok dus in 1933 uit Werkendam, waar deze erg geliefd was, naar Tienhoven. Wat Cornelis' school betreft was hij niet meer aan Gorkum gebonden. Lang heeft zijn vader in Tienhoven niet kunnen werken. Hij werd daar terminaal ziek. De laatste maanden bracht hij door bij zijn oudste dochter in Serooskerke op Schouwen. Daar stierf hij in 1935, nog maar 56 jaar oud.





Overlijdensadvertentie uit het Zierikzeesche Nieuwsbode
van 11 september 1935.






Uit De Banier: Staatkundig gereformeerd dagblad






In Werkendam bevindt zich het grafmonument
van Daniël Justus Lazonder en zijn echtgenote.
Bijzonder en typerend is de opengeslagen bijbel.



Cornelis was na zijn vertrek van het gymnasium in Gorkum verhuisd naar Serooskerke op Schouwen, waar zijn zus woonde die getrouwd was met Ds. Post. Ik weet niet of Cornelis bij zijn zus woonde. Het zou best kunnen in zo'n ruime pastorie.




Bericht in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 21 juni 1938


Cornelis werkte op het gemeentehuis van Burgh "als volontair", aldus de Zierikzeesche Nieuwsbode van 21 juni 1938. Je kon naar de functie van volontair=vrijwilliger solliciteren. Meestal werkte je eerst pro-Deo. Het was natuurlijk ook crisistijd: de banen lagen niet voor het oprapen. Je leerde als volontair de verschillende kanten van het werk op het gemeentehuis kennen. Ondertussen haalde je de relevante diploma's op het gebied van de gemeente-administratie: GA1 en GA2.

Zodra de gelegenheid zich voordeed, kon je opengevallen plaatsen opvullen, tenminste als je beviel! Dat gebeurde ook bij Cornelis. Zo werd hij op een gegeven moment benoemd tot tweede ambtenaar van de burgerlijke stand in Burgh. Daarvoor kreeg Cornelis uiteraard wel een vergoeding.




Bericht in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 3 januari 1938


Op 5 oktober 1937 meldt de Zierikzeesche Nieuwsbode dat Cornelis en zijn moeder in Burgh zijn ingekomen. Cornelis uit Serooskerke en zijn moeder uit Tienhoven. Het is aannemelijk dat ze samen een woning betrokken. Zijn moeder overleed op 15 mei 1938 en werd begraven in het familiegraf in Werkendam.
Zijn beide ouders hebben de gruwelijkheden op 10 december 1944 dus niet meegemaakt.




Zierikzeesche Nieuwsbode van 5 oktbober 1937.




Overlijdensadvertentie uit Zierikzeesche Nieuwsbode van 17 mei 1938

De moeder van Cornelis is kennelijk
bij haar andere zoon plotseling overleden.



BENOEMING TOT GEMEENTESECRETARIS VAN RENESSE

Dan breekt er een heel gewichtig moment aan in het leven van Cornelis: op vijfentwintigjarige leeftijd op 23 juni 1938 werd hij benoemd tot gemeentesecretaris van Renesse.
Hij was de opvolger van L.Kloet, die later zijn overlijdensacte zou ondertekenen.
Cornelis is ruim zes jaar gemeentesecretaris van Renesse geweest.





Na het sterven van zijn moeder en zijn benoeming tot gemeentesecretaris van Renesse lag het voor de hand dat hij van Burgh naar Renesse verhuisde. In de Zierikzeesche Nieuwsbode plaatst Cornelis een advertentie voor een kamer en slaapkamer met volledig pension.
Liefst ongemeubeld: na de dood van zijn moeder beschikte hij over veel ouderlijke meubels.



Advertentie uit Zierikzeesche Nieuwsbode van 25 juni 1938



Op 31 augustus 1938 schreef de Zierikzeesche Nieuwsbode dat Cornelis Lazonder werd beëdigd tot gemeentesecretaris te Renesse. Mij valt op dat hij in zijn dankwoord aandacht vraagt voor vriendschappelijke omgang met elkaar: hij hoopt dat naast ambtelijke banden ook banden van vriendschap zullen ontstaan. Prachtig om met zo'n instelling je ambt te aanvaarden.







Renesse is een dorp op Schouwen-Duiveland in Zeeland. Het had per januari 2008 1583 inwoners. In de periode van Lazonder zullen dat ongeveer 500 inwoners geweest zijn. Het was dus een kleine gemeente-administratie. We weten dat Lazonder in ieder geval één assistent had: Willem Boot.

In zo'n klein dorp wordt gauw een beroep gedaan op bewoners met een meer dan gemiddelde ontwikkeling en opleiding. Zo wordt Cornelis gekozen, via een geheime stemming, in het burgerlijk armbestuur.




Zierikzeesche Nieuwsbode 7 april 1939






Cornelis was zo muzikaal begaafd,
dat hij orgelbespelingen gaf
op het Oberlingorgel uit 1882.

19 augustus 1939 Zeeuws Nieuwsblad.

Het ligt voor de hand dat hij ook geregeld
de zondagse erediensten begeleidde
in de hervormde Jacobuskerk van Renesse.


Op 1 mei 1941 vierde burgemeester W.H.Scholder van Renesse zijn vijfentwintigjarig jubileum. Het behoorde tot het taak van de gemeentesecretaris om bij zo'n feestelijke gelegenheid namens de gemeente-ambtenaren het woord te voeren. Op 4 mei 1941 verschijnt in De Zierikzeesche Nieuwsbode een verslag van de toespraak van Cornelis Lazonder.





De Zierikzeesche Nieuwsbode van 4 mei 1941





Hier was het gemeentesecretarie gevestigd.

(De foto is van Daan,
enige zoon van Cornelis Lazonder,
waarvoor mijn dank.)




Cornelis Lazonder trad op 15 januari 1941 in het huwelijk
met de onderwijzeres Cornelia Breäs.
Dat gebeurde in Rijswijk.

Het paadje was keurig van sneeuw ontdaan.





Het echtpaar betrok het woonhuis naast het secretarie.
Cornelis hoefde dus niet ver te lopen naar z'n werk.

(Ook deze foto is van Daan.)





Op 21 maart 1942 werd hun zoon Daniël in Renesse geboren.
Zijn roepnaam is Daan.
Wat een ontroerende foto. Echt vertederend.



Als gemeentesecretaris beschikte Cornelis over voldoende juridische kennis om vanaf 5 mei 1943 waarnemend burgemeester van Elckerzee en Ellemeet te zijn. Allerlei gemeentelijke maatregelen voor die gemeenten in de provinciale pers zijn ondertekend door de wnd burgemeester C.Lazonder.




Zierikzeesche Nieuwsbode van 10 mei 1943



Het bleef niet bij het ambt van waarnemend burgemeester. Op 3 oktober 1944, ruim een maand voor zijn sterven, meldt het nieuwsblad "De Zeeuw" dat Cornelis Lazonder benoemd is tot plaatsvervangend Kantonrechter in het Kanton Zierikzee.




De Zeeuw. Christelijk-Historisch Nieuwsblad voor Zeeland van 3 oktober 1944



Vooral voor zijn functie als waarnemend burgemeester van Elckerzee en Ellemeet moest Cornelis vaak in die plaatsen zijn. Hij kocht daarvoor een motor. Daarmee tufte hij over het schitterende Schouwen. Wat zal hij daarvan genoten hebben!




In driedelig grijs op z'n motor.
Het merk is FN: Tsjechisch.




Vergeleken bij vandaag stelde de gemeentelijke organisatie van Renesse nog weinig voor met een paar ambtenaren op het gemeentehuis en een aantal mensen in de buitendienst olv de directeur gemeentewerken. De secretaris had een coördinerende en stimulerende taak in het ambtelijk apparaat. Daarover gaat het volgende gedicht

DE SCHAKELKAST

De schakelkast, de schakelkast
Ik ben een schakelkast;
Met duizend draden aan mijn lijf
En knoppen aan mijn bast.
Ik bind bestuur en ambtenaar
Goed aan elkander vast;
Van de structuur en de cultuur
Draag ik de volle last.

Maar niet minder
Geniet ik van de macht.
Dat is toch een bijzonderheid
Die 't leven wel verzacht.

Afkomstig uit: Zestig jaar VGS, pag.5

(Monique Kortwijk (VGS), dank voor je attente hulp)






DE ROL VAN GEMEENTESECRETARIS IN OORLOGSTIJD

Cornelis Lazonder was gemeentesecretaris in oorlogstijd. Die functie werd steeds ingewikkelder naarmate de oorlog vorderde. Als gemeentesecretaris was je loyaal aan de Nederlandse wetten, onkreukbaar en nauwgezet. Zo werd je opgeleid. Dat was je eer. Maar opeens werd er een beroep op je gedaan door het verzet: kun je ons helpen aan een persoonsbewijs voor een onderduiker: wij vullen zelf wel zijn naam en gegevens in. De vader van Huib Vriesendorp kreeg op die manier via Lazonder in Baarland een nieuw persoonsbewijs, waardoor hij zich wat vrijer kon bewegen op Zuid Beveland. (Brieven uit de Tweede Wereldoorlog, pag.239, zie linkermarge hoofdstuk 16). En een paar weken later kwam er nog zo'n verzoek. Dat ging maar door. Hoe verantwoordde je dat in je administratie? Dat kon alleen door te gaan "knoeien". We weten dat Lazonder zo verschillende keren te werk is gegaan.

In het boek "En bracht de schare tot kalmte" met als ondertitel: 'Bespiegelingen over de gemeentesecretaris door de eeuwen heen' (1997) kwam ik een treffend hoofdstuk tegen door D.Houwaart, getiteld: "De moeilijkste weg" met als ondertitel: 'Secretarissen in oorlogstijd'. Het is zeer de moeite waard om van het begin aandachtig kennis te nemen. Het geeft indirect een boeiend inkijkje ook in het hart en het geweten van Cornelis Lazonder.

"Nog nooit had één gemeenteambtenaar uit de eerste helft van deze eeuw een oorlog of bezetting meegemaakt. Hoe kon hij weten op welke wijze hij zich moest gedragen? Er waren Aanwijzingen van de regering met een richtsnoer voor ambtenaren, uit 1937, bekend gemaakt in 1938, opgeborgen in geheime laatjes met als opschrift 'niet openen' of 'geheim'. In slechts een heel enkel geval zal de gemeentesecretaris ervan geweten hebben.

Met andere woorden: de meeste ambtenaren moesten met vallen en opstaan hun weg in bezettingstijd proberen te vinden. Sommige gemeentesecretarissen wisten wat hen te doen stond: verzet plegen. Anderen kozen de weg van de minste weerstand en deden wat van hogerhand van hen verlangd werd. Weer anderen 'knoeiden, werkten tegen, saboteerden'. Tenslotte waren er ook verraders, NSB'ers, die zich onvaderlandslievend gedroegen. Kortom: ze vormden een afspiegeling van de maatschappij.

De gemeentesecretarissen moesten leven tussen de innerlijke aandrang om hun werk zo goed mogelijk te doen en de kritiek van het Verzet, ook verwoord door de illegale pers, op de gevolgen van hun aanblijven. Achteraf gezien moesten ze leven tussen
Aanwijzingen, die ze aanvankelijk niet kenden, en een zuivering, vijf jaar later, waar ze nog geen weet van hadden.(...)

In het tweedelige boekwerk Het Grote Gebod (zie ook hoofdstuk 8 in de linkermarge) is in het eerste deel een hoofdstuk gewijd aan de samenwerking van de landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers en de landelijke knokploegen met publieke organen. Voor publieke organen leze men dan ambtenaren, want om hen ging het natuurlijk.

In dit hoofdstuk beschrijft dr. ir. H. van Riessen, dat het verzetswerk nooit de huidige omvang had kunnen krijgen zonder de medewerking en hulp van goede ambtenaren. Hij schetst de positie van de ambtenaar, die het verzet in ging en alle schepen achter zich had verbrand. Zijn positie was duidelijk en zijn handelen doelbewust en rechtlijnig, maar hoe stond het met de blijvers?

Van Riessen: "Hoeveel moeilijker had het daarentegen de saboterende en knoeiende ambtenaar. Hij moest immers zijn eigen werk afbreken. En dat was een ingrijpende gebeurtenis in het leven van hen, die bekend stonden om hun plichtsbetrachting, nauwgezetheid en betrouwbaarheid. De ambtenaar wie nauwkeurigheid in kleinigheden geleerd was, moest door vervalsing van kleinigheden zijn kaartsystemen en administratie onbetrouwbaar maken. (…) Maar voordat hij zover was, moest hij eerst tot de overtuiging komen dat het nodig was zijn oude maatstaven voor de arbeid te laten varen. En de Duitsers maakten het hem ook in dit opzicht niet gemakkelijk. Zij kwamen heel langzaam en op kousevoeten."

De auteur (Van Riessen) toont mededogen met de aanblijvende ambtenaren: "Vele ambtenaren hebben de moeilijkste weg gekozen. Zij bleven aan, knoeiden zoveel maar mogelijk was. Misschien zijn zij het zwaarst op de proef gesteld van alle verzetsmensen. Innerlijk, omdat zij toch in feite een dubbel leven moesten leiden, met welke rol zij in hun bestaan nooit in aanraking waren geweest." Uit "En bracht de schare tot kalmte" blz 195-196.

Deze kant van de rol van Cornelis Lazonder als gemeentesecretaris in oorlogstijd ben ik nog niet eerder tegen gekomen. Vooral de conclusie van Van Riessen over de gemeentesecretaris in oorlogstijd aan het slot vind ik aangrijpend: "Misschien zijn zij het zwaarst op de proef gesteld van alle verzetsmensen. Innerlijk, omdat zij toch in feite een dubbel leven moesten leiden, met welke rol zij in hun bestaan nooit in aanraking waren geweest."

Wanneer de arts dr. Westhof Cornelis Lazonder prijst om zijn daad van zielegrootheid, heeft dat als achtergrond dat hij het bovenstaande kennelijk goed heeft begrepen.


GEBEURTENISSEN IN EEN STROOMVERSNELLING

Begin december 1944 meldt ing. Minkema van de PZEM via de geheime telefoonverbinding aan de geallieerden:

"Voorts is aan de gemeenten op Schouwen-Duiveland een lijst aangevraagd van alle mannelijke inwoners tussen 17 en 40 jaar. De lijst moest om 17.30 uur bij de Ortskommandant van Schouwen zijn ingeleverd. De waarnemend Burgemeester van Zierikzee heeft geen lijst willen geven, doch gezegd dat alle bescheiden te Kloetinge (dat lag in bevrijd gebied bij Goes G.S.) zijn. Nu werden allen van 17 tot 40 jaar opgeroepen om zich te melden. In alle overige gemeenten zijn de secretarieën nog ter plaatse en hebben de Duitsers dus ook de bevolkingsregisters in handen gekregen.

Onderduiken is hier in het inundatiegebied practisch niet meer mogelijk, daar nu geheel Duiveland ontruimd is. De drie in Duiveland ondergedoken luchtlandingsmannen, zullen dan moeten verhongeren, daar bevolking welke hen tot nu toe voorbeeldig voedde, is weggevoerd en Duiveland is afgesloten, zodat wij er van Zierikzee niet meer kunnen komen.

Het aantal mannen van 17 tot 40 jaar beloopt verscheidene honderden, waarvan verscheidenen zich straks vrijwillig in geallieerde dienst wilden begeven en nu zullen worden weggevoerd naar elders."
(p41vv Feij)


FEY: (zie ook hoofdstuk 3 in de linkermarge)

"Onverwacht is de omstandigheid geschapen, waarvoor de heer Lazonder, secretaris der gemeente Renesse, gevreesd heeft: Hij zal voor de keus komen, een bevel der Duitsers op te volgen óf weigeren eraan te voldoen. Het moest er eens van komen dat de overweldiger ook hem zou toeroepen: EN GIJ?

Zijn keus was gemaakt en de gevolgen waren tevoren niet te overzien. Hij kon slechts povere voorzorgsmaatregelen nemen tegen de dreiging van een niets ontziend regiem. Schelfaut (politieman in Renesse) was ervan op de hoogte, dat zodra hem gevaar dreigde de Ondergrondse ter beveiliging zou worden ingeschakeld. Dit moment breekt aan op het ogenblik, dat Schelfaut wordt opgebeld door de Ortskommandant, die hem opdraagt de Burgemeesters in zijn rayon ervan in kennis te stellen, dat lijsten moeten worden ingediend met de namen van alle mannen tussen de 17 en 40 jaar. Onmiddellijk pleegt men overleg en stelt vast: Aan dit bevel mag niet worden voldaan.

Maar hiermee kan niet worden volstaan. De Duitsers zullen drastische maatregelen nemen om toch de verlangde gegevens te verkrijgen. Er is slechts één oplossing: het gemeente-archief van Renesse moet verdwijnen en wel direct.

Een plan is snel beraamd: Lazonder met vrouw en kind duiken vandaag nog onder; Wim Boot, die de sleutels van de gemeentekluis verstrekt, duikt eveneens. Dan zullen Van den Hoek en Padmos tijdens de schemering met een handwagen naar het gemeentehuis gaan en datgene uit kluis meevoeren wat Lazonder heeft klaargelegd.

Zo is het vastgesteld - zo zal het ook gebeuren.

Het is avond geworden en in spanning wacht thuis Schelfaut op het rinkelen van de telefoon, want dit zal niet uitblijven, zodra het tijdstip is aangebroken, waarop, volgens nadrukkelijk bevel van de OrtsKommandant de lijst moesten worden ingediend.

Met zijn gedachten is Schelfaut bij de mannen, die op dit ogenblik bezig zijn om midden in het dorp een wagen vol te laden met archiefstukken. Niemand weet welke voorzorgsmaatregelen de Duitsers wellicht hebben genomen. Zijn gedachten zijn ook bij Lazonder, de man die zich als held gedraagt, juist omdat hij zijn angst moet overwinnen. Moed is immers de overwinning op angst. Zijn gedachten zijn ook bij Wim Boot, die de sleutels verstrekte en nu als een opgejaagd mens ergens verborgen is.

En dan rinkelt de telefoon… het spel begint.

Het is de Kommandant. "De lijsten zijn nog niet bezorgd." Kalm aanvaardt Schelfaut de opdracht te lijsten met spoed te gaan halen en uiterlijk onbewogen speelt hij zijn spel, wanneer hij samen met zijn Wachtmeester op de fiets stapt om 'de lijsten' te gaan ophalen. Wanneer tot hun geruststelling blijkt dat niemand 'thuis' is, begeven ze zich naar de secretarie.
De deur staat open, binnen is het rommelig. Het werk is gedaan - de opdracht is stipt uitgevoerd."
(pag. 43-45)


De onderzoeksjournalist Lars Anderson beschrijft het bovenstaande kort en bondig (zie hoofdstuk 11 in de linkermarge):

"Op diezelfde zondag, 3 december dus, werd ook metselaar Stoffel van den Hoek uit Renesse ingelicht over de plannen van de Duitsers om de bevolkingsregisters te lichten. Stoffel had al meer werk in het verzet gedaan en goed. Ook nu liet hij het er niet bij zitten.

Zowel gemeentesecretaris Cornelis Lazonder als ook de nog jonge ambtenaar ter secretarie Willem Maarten Boot kregen die morgen bezoek van de metselaar. Beiden wensten in geen geval mee te werken aan het opstellen van lijsten voor de bezetter, maar ze zaten met het probleem de bevolkingsregisters veilig te stellen. Want ze konden wel weigeren mee te helpen, dat betekende nog niet dat de Duitsers de namen niet te pakken zouden krijgen. Ze zouden immers zelf naar het gemeentehuis komen en de kluis openen. En daarmee waren de mannen die zich moesten melden nog niets wijzer.

Stoffel van den Hoek kwam de oplossing voor het probleem brengen. Hij zou de kluis, waarin behalve de namen van de mannen uit Renesse, ook die van Noordwelle, Serooskerke, Ellemeet en Scharendijke zaten, leeghalen…

De sleutels kreeg hij van Boot, die nog dezelfde dag onderdook, evenals de doodsbange Lazonder die zich in deze voor hem zo gevaarlijke toestand echter dapper gedroeg. De klus kon opgeknapt worden!"



DE ONDERDUIK VAN CORNELIS LAZONDER

In hoofdstuk h van deze site (in de rechtermarge) staat het verslag van student Marius de Glopper. Hij was in huis bij de arts dr.Westhof. De Glopper vertelt hoe hij Cornelis Lazonder liet onderduiken en hoe die in Zierikzee kwam voor de oversteek naar Noord-Beveland.

"Op zondagmiddag 3 december kwam om ongeveer 5 uur dominee F. Kleinman hevig ontsteld bij ons binnenstormen en riep mij al van een afstand toe: "Zorg dat je onmiddellijk verdwijnt, je hebt achterland genoeg."

Toen hij enigszins tot bedaren gekomen was, bleek uit zijn woorden, dat de Duitsers lijsten hadden opgevraagd van de mannelijke bevolking van 17 tot 40 jaar. Dominee K. probeerde toen bij dokter Westhof, bij wie ik in huis was, of deze een geschikte duikplaats wist voor de gemeentesecretaris, de heer C. Lazonder. Deze stemde direct toe. Om 6.45 was L. aan ons huis, maar toen bleek dat dokter W. ook niets wist en daarom zou ik zorgen dat dhr L. verdween. Ook ik wist op dat ogenblik niet precies waarheen. Daar ik echter zelf enige tijd op Ellemeet ondergedoken was geweest, dacht ik ook hem daar wel te kunnen bergen.

Om ongeveer 7 uur vertrokken we achter door de schuur heen, het was aardedonker en achter het dorp langs dwars door het bos van slot Moermond heen, dat op vele plaatsen erg drassig was, vanwege het uit de duinen komende regenwater. Van Moermond naar "de Helle" (naam van boerderij GS) over het bouwland heen en vandaar door Helleweg naar de Noordkant. Op "de Haard" bij Van den Hoek vlotte het niet, daar er erg veel moffen kwamen en de hoofdweg Brouwershaven-Renesse langs het huis liep. De hofstede van Blom was beter gelegen en dankzij de inwonende landbouwer Van der Slikke kon Lazonder daar blijven. Diezelfde nacht is L. op "de Helle" in de koestal gebleven daar gebracht door C.P. vd Hoek, die ook mij eerst bij Blom bracht. Op mijn verdere weg naar Ellemeet is een moffenpatrouille per buitgemaakte jeep mij 2 x gepasseerd.

Dinsdagmiddag 5 december kwam dokter W. bij mij op Ellemeet en deelde mij mede dat ik meekon naar de overkant, het bevrijde gebied. Enige personen zouden mij afhalen, waarna we ons zouden begeven naar Scharendijke naar C.J. van Dongen, die ons verder zou voeren naar Zierikzee. Het werd echter al aardig laat, maar niemand verscheen. Toen ben ik zelf naar van Dongen gegaan. Daar waren reeds de gebroeders Jonker uit Haamstede aanwezig, die mij vertelden dat M. Quant niet meeging.

Zelf wisten ze echter het concentratieadres in Zierikzee niet, dus konden we niet verder. Daarop ben ik weer teruggegaan naar Ellemeet en was van plan te trachten L. te bereiken. Deze vond ik samen met Joh. Oudkerk bij van den Hoek. Beiden hadden valse pb's en heetten resp. Leendertse en Bout, van beroep landbouwer. Deze hadden al getracht mij te waarschuwen via de zoon van van den Hoek. Gedrieën begaven we ons op weg naar Scharendijke. Daar had de fam. van Dongen reeds voor een maaltijd voor ons gezorgd.

Met van Dongen als gids gingen we gezamenlijk op de fiets over geïnundeerde en slechte wegen op weg naar Zierikzee. We zouden daar blijven in een huis gelegen vlak bij Zierikzee waar eertijds J.W. Rashof gemeentepolitie ingewoond had."


De echtgenote van Cornelis Lazonder was zondagavond 3 december met haar Daan ondergedoken. Op 10 december 1944 is een gezin uit Bruinisse dat in die dagen moest evacueren, door de Duitsers in hun woning gezet. De zo goed als nieuwe motorfiets werd geroofd, alsmede kleren van haar en van Daan.



'DE DAAD VAN LAZONDER VAN HEEL BIJZONDERE ZIELEGROOTHEID'

In verschillende hoofdstukken is de schotenwisseling beschreven tussen verzetsmensen en een Duitse patrouille. Daarbij is Cornelis Lazonder door een kogel getroffen, in ieder geval in het achterhoofd. Later bleek hij ook twee symmetrische kogelwonden te hebben in beide schouders. Zuster Tecla van het ziekenhuis te Zierikzee verklaarde dat je zoiets niet in een gevecht kunt oplopen. Lazonder zelf heeft het over martelingen door de Duitsers.

Er is veel onduidelijk over de ware toedracht. Er is gesuggereerd dat Lazonder als eerste opstond, waardoor het vuurgevecht ontstond. Maar dat wordt weersproken door de Britse piloot Bernard Black. Hij schrijft dat Menke van der Beek als eerste opsprong en schoot met z'n revolver.

Hij schrijft: "Suddenly van de Beek sprang to his feet just in front of them at the same time shouting "Hands up!" (had he stayed on the ground one of the Germans would have tripped over him two or three steps later.) Immediately two shots rang out in rapid succession. The first came from the nearest of the two Germans who must have advanced with safety catches off and fingers on the trigger. The second came from the pistol of van de Beek. One of the Germans gave a cry and fell headlong down the dijk. I could not see what happened for the next few seconds as the members of our group came rushing down the dijk past me and scattering in all directions. Another shot rang out from the top of the dijk from the direction where I had last seen the two Germans. I fired my revolver in the direction of the flash and moved rapidly away from the dijk towards the house to gain cover."

Er is wel gesuggereerd (Frank Visser, De smid van Schouwen, pag. 68) dat Lazonder opzettelijk door eigen mensen is geraakt, omdat ze bang waren dat hij de boel zou verraden. Hij zou zich hebben willen aangeven. Die gedachte werp ik ver van me: als oud reserve-officier heb ik genoeg militair inzicht om dit een onzinnige suggestie te vinden. In de eerste plaats was het aardedonker - je zag geen hand voor ogen-, en verder werd er gevochten om het naakte bestaan. Dan ga je niet één van je eigen mensen neerschieten, als je dat al zou willen.

Zo las ik ook ergens dat Lazonder de oversteek al verraden zou hebben. Ook hiervan zeg ik: onzin. Hij was al ondergedoken, toen het plan van de oversteek bekend werd. Hoe kon hij dan in contact komen met Duitsers? Verder zouden de Duitsers met een overmacht aan soldaten en schijnwerpers de overstekers al bij de eerste poging hebben ingerekend.

Ik heb nooit goed begrepen waarom men juist Cornelis Lazonder van deze vormen van verraad beschuldigde. Was dat omdat hij de enige intellectueel van het gezelschap was, dus als een vorm van jaloezie? Wilde men zich wreken omdat Lazonder als gemeentesecretaris hen iets geweigerd zou hebben? We zullen het nooit weten.

Werpen deze beschuldigingen een smet op zijn blazoen? In het geheel niet. Ze zijn heel eenvoudig te weerleggen. Ik wil hier wel even aandacht aan geven, niet omdat er ook maar een greintje van waar is. Integendeel.

Cornelis Lazonder is iemand die stap voor stap de goede kant op is gegaan, terwijl hij bij elke stap ook de veilige of verkeerde weg had kunnen kiezen. Dat heb ik geprobeerd te laten zien. Uiteindelijk was hij iemand die een held werd, niet omdat hij zoveel durfde, maar omdat hij bang was en die angst overwon door het te wíllen durven (met dank aan Jan Heerze).

Ik geef ook graag door wat dr. Westhof over Cornelis Lazonder schreef. Hij is negatief over de houding van veel Schouwenaars. Hij maakt een uitzondering voor Cornelis:

"Alleen de secretaris van Renesse toonde zich een man. En dan nog: er is meer moed voor nodig om iets te doen dat gevaarlijk is, wanneer men alle consequenties ervan onder het oog ziet en hier na aarzeling toch besluit de juiste weg te volgen, dan in dolle drift zonder naar links of rechts te kijken "rücksichtslos" in één richting voort te stomen. In deze zin bezien getuigde de daad van Lazonder werkelijk van een heel bijzondere zielegrootheid, waarvoor ons niet anders dan een eerbiedig zwijgen past! Zonder aan de verdienste van Wim Boot tekort te willen doen."


DE VERWONDINGEN VAN CORNELIS LAZONDER

Cornelis Lazonder werd aan zijn achterhoofd gewond bij het vuurgevecht met de Duitsers. Hoe zit het met zijn andere verwondingen?

We gaan in deze paragraaf af op het getuigenis van zuster Tecla. Zij was verplegingszuster in het R.K.-ziekenhuis te Zierikzee. Het is te vinden in het tweede Proces-Verbaal van Christiaan Wisse, hoofdstuk f02 in de rechtermarge. Het vuurgevecht vond plaats op 7 december 1944 tussen 21.00 en 22.00 uur. De volgende dag om 17.00 uur werd Lazonder binnengebracht in het Liefdehuis (R.K.-Ziekenhuis) te Zierikzee. Tussen verwonding en ziekenhuisopname ligt dus ongeveer twintig uur.

Zuster Tecla constateert dat hij zwaar gewond was, zijn wonden waren niet verbonden of verzorgd. Zijn kleren waren doornat: de Duitsers hadden hem 's nachts voor dood laten liggen op de plek waar hij gewond was geraakt. De zuster zag dat hij veel bloed had verloren en hoge koorts had. Hij had een schotwond in zijn achterhoofd en zijn voeten waren totaal ontveld. Het leek alsof de Duiters hem hebben voortgesleept aan zijn armen.

Opvallend is haar getuigenis over de beide schotwonden in beide schouders. De kogelgaten waren symmetrisch toegebracht terwijl hij op z'n rug lag. Lazonder zegt zelf:" Zuster die beide schoten in mijn beide bovenarmen hebben ze mij gegeven om me te martelen."

Er zijn mensen die het opzettelijk aanbrengen van deze verwondingen ontkennen. Het zou geen usance zijn in de Wehrmacht. Daarop antwoord ik: Ophanging was ook geen usance. De Duitsers voelden zich kennelijk als een kat in het nauw. Waarom zouden we het getuigenis van een verpleegster wantrouwen? Ik heb daarvoor geen enkele reden.

Ondanks dat bloedverlies en die hoge koorts duurt het tot 10 december dat Cornelis Lazonder sterft. Dat zal ook te maken hebben met zijn leeftijd: nog maar 31 jaar: sterk en vitaal.

Dan volgt nu het belangrijke getuigenis van zuster Tecla, opgetekend door Christiaan Wisse (zie hoofdstuk f02 in de rechtermarge):


Getuige 5. Zuster TECLA, Verplegingszuster, (NON) in het Rooms-Katholieke Ziekenhuis "Liefdehuis" te Zierikzee, die verklaarde:

"Op Vrijdagavond 8 December 1944, omstreeks 17 uur werd er alhier gebeld en wij zagen een troep Duitsers staan. Toen de deur door ons werd geopend, zagen wij dat die militairen een burger bij zich hadden. De man werd binnengebracht.

Spoedig bleek mij, dat hij zwaar was verwond. Dadelijk begreep ik dat het een van de burgers was, die op 7 December 1944, dus de vorige avond door de Duitsers was gevangen genomen, omdat zij poogden te ontvluchten naar het bevrijde gebied. Onder de Duitsers bevond zich de Duitse Arts LEMPKE. Deze arts had de wonden, die, hoofdzakelijk door schoten waren veroorzaakt, niet verbonden.

Wij hebben die man, die later de heer LAZONDER bleek te zijn verbonden en in bed gedaan. Daar was hij ons zeer dankbaar voor. Hij was bang om iets te zeggen.

Wij zusters konden zien, dat de heer Lazonder geweldig veel pijn had en aangezien de onmenselijkheid, namelijk deze man een nacht en een dag te laten liggen op de plaats waar ze hem hadden gevangen genomen, had hij veel bloed verloren. Mijn vaste overtuiging is dan ook, dat hij longontsteking heeft opgelopen, gezien de geweldig hoge koorts.

De kleren, die hij aan had, waren door en doornat. Hij had een schotwond in zijn achterhoofd. Zijn voeten waren totaal ontveld. Op een zijner benen kon hij niet meer staan en het was zodanig, dat deze verlamd bleek te zijn.

Hij heeft mij nog gezegd: "Zuster die beide schoten in mijn beide bovenarmen hebben ze mij gegeven om me te martelen."

Ik ben niet bekend met het militaire leven, maar ik kon wel zien dat tijdens een vuurgevecht niet iemand aangeschoten kan worden op plaatsen waar den Heer Lazonder verwond was. Hij had n.m. twee schoten, in iedere schouder een schot, welke de punten van de longen hadden geraakt.

Je kon duidelijk zien, dat ze hem die schoten hadden toegebracht, terwijl hij op z'n rug lag. Aan beide schouders waren de schoten op gelijke hoogte.

Nog diezelfde nacht, omstreeks 1.30, hebben de Duitsers hem weer weggehaald.

Wij hebben nog het mogelijke gedaan om LAZONDER in het ziekenhuis te houden en gezegd dat het verschrikkelijk was een zwaar verwond mens te vervoeren, maar het was doelloos. Ze hebben LAZONDER met een auto meegenomen."



DE DOOD VAN CORNELIS LAZONDER

Het lijkt of de Duitse militairen die verantwoordelijk zijn voor de executie van de Tien van Renesse het bijzonder gemunt hadden op Cornelis Lazonder. Zelf stervend op een brancard moest hij toezien hoe zijn makkers werden opgehangen. Wat afschuwelijk wreed.

De zwaar gewonde Lazonder, die niet ter terechtzitting te Middelharnis aanwezig was geweest, maar eveneens ter dood was veroordeeld, lag bij de terechtstelling op een brancard en moest bijna stervend deze onmenselijke moordenaarspraktijken aanschouwen, dat blijkt uit vier getuigenissen.

Toen hij kort daarna aan zijn verwondingen bezweek, werd ook hij opgehangen. Dat gebeurde toen de anderen al waren losgemaakt en begraven. Corn. de Boer verklaarde (hoofdstuk c.) dat na de terechtstelling van de negen, Lazonder op een brancard werd weggevoerd. Volgens het vonnis van het Kriegsgericht zou hij gehangen worden als hij enigszins was hersteld.

Jan van der Werf die belast was met het lossnijden en begraven van de negen mannen verklaarde dat hij dinsdagmorgen 12 december 1944 Lazonder zag hangen (hoofdstuk g.) Is Cornelis Lazonder zover hersteld dat hij kon worden opgehangen of is hij aan zijn verwondingen overleden en daarna gehangen? Ik denk het laatste. Volgens de onderstaande acte van overlijden, ondertekend door Jan van der Werf, is Lazonder overleden op 11 december 1944 om 18.-- uur.

In ieder geval werd hij alleen opgehangen, nadat de anderen al waren losgemaakt door Van der Werf en zijn helpers. (Met dank aan Tjeerd Muller die me met zijn vragen prikkelde de ophanging van Lazonder opnieuw nauwkeurig te beschouwen.)

Een van de mannen die hem begroef, Jan Hubrecht Braber, getuigt:

"Het lijk van de heer LAZONDER, werd door ons op 12 December 1944 van de strop gesneden en eveneens naast de andere mensen in een gemeenschappelijk graf begraven.

Het is mij opgevallen, dat verschillende van de mensen ernstig waren verwond in het bijzonder de Heer LAZONDER, die ik al jaren gekend heb als Secretaris onzer gemeente. Zijn hoofd vertoonde diepe wonden. Zijn jas was over zijn schouders geslagen en zijn bovenbroek had hij niet meer aan. Schandaliger wijze hebben de Duitsers niet kunnen handelen als dat ze met deze mensen hebben gedaan."
Zie hoofdstuk f02.

Daarmee kwam een eind aan het leven van Cornelis Lazonder: 31 jaar jong. Hij was belijdend christen. Wij mogen geloven dat ook zijn ziel opgenomen is tot Christus in heerlijkheid. (Zondag 22, Heidelbergse Catechismus)





Aangifte overlijden 12 december 1944.
Ondertekend door L. Kloet,
zijn voorganger als gemeentesecretaris,
die toen zijn taak waarnam.
Datum van overlijden 11 december 1944.



COLUMN VAN HUIB UIL IN WERELDREGIO OVER CORNELIS LAZONDER 12 DECEMBER 2014

Een verzetsdaad met fatale afloop

Cornelis Lazonder (1913-1944)

"Op 10 december 1944 werden negen mannen in Renesse door Duitse soldaten opgehangen na hun poging om te ontsnappen naar het bevrijde Noord-Beveland. Een Duitse rechtbank had hen ter dood veroordeeld wegens verzetsactiviteiten. De plaats van executie was de laan naar Slot Moermond. De tiende van de 'Tien van Renesse' was Cornelis Lazonder.

Tijdens de arrestatie aan de zeedijk bij Zierikzee was hij aangeschoten. Lazonder moest vanaf een brancard toezien hoe de negen metgezellen werden opgehangen. De volgende dag overleed hij waarna ook hij werd opgehangen naast de anderen. Op 12 december werd zijn strop losgesneden en werd het lijk begraven op de begraafplaats in Renesse in een gemeenschappelijk graf bij de anderen die daar de dag tevoren heen waren gebracht.




C. Lazonder omstreeks 1940 (Zeeuws Archief, Beeldcollectie Schouwen-Duiveland).

Domineeszoon

Cornelis Lazonder werd geboren in Giessen-Nieuwkerk in de Alblasserwaard waar zijn vader Hervormd predikant was. In zijn voorgeslacht waren meer predikanten. Een van de bekendste was ds. E.A. Lazonder (1839-1908), die bekendheid kreeg vanwege het grote aantal beroepen dat op hem werd uitgebracht, namelijk 269. Omdat zijn vader nog zes andere gemeenten diende, verhuisde Cornelis mee. Hij bezocht onder meer het gymnasium in Gorinchem. Dat werd geen succes en in 1932 verliet hij de school zonder het diploma te hebben behaald.

Cornelis Lazonder verhuisde naar Serooskerke (op Schouwen) en trok in bij zijn zus, die getrouwd was met ds. G.P. Post, predikant aldaar en van Kerkwerve. Daar overleed hun vader, ds. D.J. Lazonder, in 1935 na een lang ziekbed. Cornelis ging als volontair werken op het gemeentehuis van Burgh bij burgemeester-secretaris W.G. Boot. Op die wijze maakte hij zich vertrouwd met de gemeenteadministratie. In 1938 werd hij daar ambtenaar van de burgerlijke stand. Samen met zijn moeder was Cornelis een jaar eerder in Burgh komen wonen. Het samenzijn duurde slechts kort, want in 1938 overleed mevrouw Lazonder-de Leur in Westmaas bij haar oudste zoon, die daar predikant was.

Gemeentesecretaris van Renesse

In datzelfde jaar werd C. Lazonder benoemd tot gemeentesecretaris van Renesse waar hij L. Kloet opvolgde die streekontvanger was geworden. Lazonder en een ambtenaar verzorgde de gehele gemeentelijke administratie. In 1939 werd hij bovendien secretaris-ontvanger van het Burgerlijk Armbestuur. Dammen, schaken en orgelspelen waren geliefde bezigheden. In augustus 1939 gaf hij een orgelconcert in de kerk van Renesse. In 1941 trad Cornelis in het huwelijk met de onderwijzeres Cornelia Breäs. Een jaar later werd hun zoon Daan geboren.

De oorlogsjaren waren moeilijk, zowel voor burgemeesters als voor gemeentesecretarissen. In 1943 werd Lazonder benoemd tot waarnemend burgemeester van Elkerzee en Ellemeet waar A.J. de Bruijn ontslag had gekregen. In december 1944 besloot Lazonder zijn medewerking te verlenen aan het laten verdwijnen van de bevolkingsregisters van zijn gemeenten om het voor de Duitse militairen onmogelijk te maken de mannen tussen 17 en 40 jaar op te roepen. In verband daarmee dook Lazonder onder en maakte deel uit van de groep die probeerde te ontsnappen met de geschetste fatale afloop. Lazonder werd door drie kogels getroffen. Op 31-jarige leeftijd had Lazonder met de hoogste prijs betaald die een mens kan geven.




Aangifte overlijden 12 december 1944.
Prins Bernhard en prinses Juliana bezoeken Renesse op 27 juni 1946 en ontmoeten mevrouw C. Lazonder-Breäs, weduwe van C. Lazonder. Rechts burgemeester Scholder. (Zeeuws Archief, Beeldcollectie Schouwen-Duiveland)

Meer over Cornelis Lazonder is te lezen op de website www.janverhoeff.nl, met dank aan Gert Slings."



UITLEIDING

Zijn vrouw en kleine Daan bleven achter. Daan vertelde me, dat het hele gebeuren in december 1944 zo'n indruk op zijn moeder heeft nagelaten, dat ze er nooit over heeft kunnen praten. Na haar dood vond Daan in boeken brieven en aantekeningen, waarvan hij het bestaan niet kende.

Nog steeds is Daan op zoek naar puzzelstukjes over het leven van zijn vader. Ik hoop met dit hoofdstuk hem weer wat dichterbij het kennen van zijn vader te hebben gebracht.

Ik heb dit hoofdstuk geschreven als eerbetoon aan Cornelis Lazonder: gemeentesecretaris in oorlogstijd. Ik herhaal wat H.van Riessen schreef in Het Grote Gebod: "Misschien zijn zij (gemeentesecretarissen) het zwaarst op de proef gesteld van alle verzetsmensen. Innerlijk, omdat zij toch in feite een dubbel leven moesten leiden, met welke rol zij in hun bestaan nooit in aanraking waren geweest."

Ik wil besluiten met het oordeel van dr. Westhof: "De daad van Lazonder om het bevolkingsregister te laten verdwijnen getuigt van werkelijk van een heel bijzondere zielegrootheid, waarvoor ons niet anders dan een eerbiedig zwijgen past!"