WAT IS ER PRECIES GEBEURD BEGIN DECEMBER 1944?

EN KUNNEN WE DAT OOIT TE WETEN KOMEN?
zie ook de uitleiding






Dit boekje van G.M.Feij is uit augustus 1945.
Het is de eerste publicatie in boekvorm over 10 december 1944
gebaseerd op verklaringen van ooggetuigen.
Huib Uil wijst er in zijn column op
(aan het slot van dit hoofdstuk)
dat de naam Fey op het boekje onjuist is.
Het moet zijn Feij.



INLEIDING

Er is in locale kranten en tijdschriften al heel wat geschreven over de Tien van Renesse. Niet zelden in uitvoerige en knappe artikelen. In grote lijnen kwamen die wel overeen. Maar er waren ook verschillen.

Voor mij is daarom een kernvraag: wat is er nu precies gebeurd op 10 december 1944 en in de periode die daaraan vooraf ging?

Ik ging op zoek naar verslagen van ooggetuigen. Het liefst wil ik het verhaal uit de eerste hand horen. Uit de zoveelste hand komt het verhaal vaak verminkt naar voren. Lees daarover meer in de Uitleiding aan het slot van dit hoofdstuk.

Het allereerste krantenartikel over de Tien van Renesse was van de hand van H. Minkema in de Zierikzeesche Nieuwsbode in juli 1945 (zie rechtermarge, hoofdstuk D). Feij heeft van dit artikel uiteraard dankbaar gebruik gemaakt.

Ik kwam op mijn zoektocht naar ooggetuigenverslagen allereerst terecht bij het boekje van Feij. Om verschillende redenen:

1. Het is het eerste gepubliceerde verslag in boekvorm van wat er in 1944 op Schouwen-Duiveland gebeurde.

2. Het boekje van Feij is geschreven heel kort na de bevrijding, in augustus 1945. Christiaan Wisse voltooide zijn Proces-Verbaal in oktober 1945.

3. Feij noemt zijn boekje zelf een samenvatting van wat ooggetuigen hem hebben verteld.
- Ooggetuige Christiaan Wisse en zijn echtgenote waren betrokken bij de mislukte overtocht naar bevrijd gebied.
Zij ontsnapten en konden het navertellen.
- Ooggetuige Ds. Voorneveld bezocht de ter dood veroordeelden vlak voor hun executie.
- Ooggetuige Minkema van de PEZM heeft een drietal artikelen gepubliceerd in de Zierikzeesche Nieuwsbode, al in juli 1945.
De verhalen van de Wisses en van ds. Voorneveld en Minkema vormen de kern van het boekje van Feij.

4. De commandant van het verzet op het eiland, ir. H.D.J. Swaters, schreef een voorwoord.
Hij zat er met z'n neus bovenop en was zelf lijfelijk aanwezig bij de eerste poging. Hij zegt daarin:

"De schrijver is er naar mijn mening bijzonder goed in geslaagd de sfeer en spanning te beschrijven, waarin de leden der verzetsbeweging gedurende de laatste vier maanden van 1944 verkeerden."


Hieronder vindt u een samenvatting van mij. Ik heb daarbij uitvoerig sommige passages geciteerd. Die heb ik gecursiveerd. De illustraties heb ik ingevoegd in het verhaal. Ik heb niet alles overgenomen. Het ging mij alleen om de feiten die hebben geleid tot de arrestatie en terechtstelling van de tien verzetsstrijders. Bijna alle artikelen in kranten en toespraken bij herdenkingen gaan terug op dit boekje van Feij.

U zult belangrijke gebeurtenissen in de verschillende hoofdstukken opnieuw tegenkomen. Daaraan kon en wilde ik niet ontkomen. Ze zijn bepalend voor deze geschiedenis. Elke weergave is vanuit een iets ander perspectief. Samen zijn het mozaïekstukjes die een aangrijpend geheel vormen.

Het is door wat ouderwets taalgebruik niet het eenvoudigste hoofdstuk, maar het geeft mijn inziens wel een begin van een antwoord op mijn vraag:

Wat is er precies gebeurd begin december 1944 op Schouwen-Duiveland?

Op een paar plaatsen heb ik alvast een korte kritische opmerking gemaakt bij een citaat van Feij. Dat doet niets af van mijn grote waardering voor zijn boekje, zo vlak na de bevrijding. Hij kon ook niet alles weten.


"VERZET Schouwen-Duiveland in de frontlinie

Samengevat door G.M.Feij

Opgedragen aan de nabestaanden van

M.K. van der Beek
I.M. van der Bijl
W.M. Boot
L.M. Jonker
M.P.M. van der Klooster
Joh. Oudkerk
C. Lazonder
J.A. Verhoeff
A.M. Padmos
J.P. Jonker

Zij offerden hun leven voor het Vaderland

De terechtstelling vond plaats op 10 December 1944 te Renesse"





Op 4 mei 2011 bij de dodenherdenking te Renesse
stonden op het podium borden met tekeningen en gedichten
van kinderen van de O.B.S 't Staepel'of.
Daarbij stond ook een bord met de foto's van de Tien van Renesse.
Dit is een verbeterde versie met foto's van alle Tien.



Uit het Voorwoord door Ir H.D.J. Swaters gewezen Commandant O.D.
voormalig district Schouwen-Duiveland

"Hoewel reeds in 1940 plaatselijk een poging werd aangewend om te komen tot een verzetsgroep, het was eerst in 1942 alvorens in het kader van de O.D. het District Schouwen-Duiveland, met zijn afdelingen in verschillende gemeenten, was gevormd.

Behalve de O.D. waren op het eiland meer verzetsbewegingen werkzaam, als L.O. en Trouw, welke geheel los van elkaar en van de O.D. stonden.

Slechts verzetsgroepen als L.O. en Trouw en enige individuele werkers konden in de periode, voordat Schouwen-Duiveland in de frontlinie lag, in het belang van ons land handelend optreden. Veel is het werk dat zij verricht hebben ten bate van verscheidene landgenoten.

Niet steeds was dit werk ongevaarlijk, meermalen verkeerden sommigen in levensgevaar, wanneer het speurend oog van S.D. en Weermacht over het eiland ging omdat weer onderduikers waren verdwenen of neergekomen geallieerde piloten onvindbaar werden.

Het plan om een veertiental ondergrondse werkers van het eiland te doen vertrekken naar het reeds bevrijde gebied beroofde de O.D. weer van een aantal van zijn beste medeleden. In het belang van het eiland was deze overtocht nodig. Ware hij geslaagd, misschien zouden de laatste vijf maanden van de oorlog anders verlopen zijn dan thans is geschied.
(p.9,10)


ARMENEN

Op het eiland krijgt het verzet te maken met een grote groep Armenen. Wel 300 tegenover 600 Duitsers. Het zijn krijgsgevangenen, gekleed in Duitse unformen, die worden ingezet voornamelijk om wacht te lopen.

Ze vormen een gesloten groep, moeilijk te benaderen door de Duitsers. Hun taal en gewoonten waarborgen het isolement dat ze zelf begeren.

Ze koesteren een diepe haat jegens de Duitsers, waar het verzet dankbaar gebruik van maakt.

Sjoeran bijvoorbeeld, die als vlieger-officier bij Russische luchtmacht is neergeschoten en krijgsgevangene is gemaakt, haat Duitsers om wat ze hem en z'n makkers aandeden. Samen met zijn vriend Jork wreekt hij zich door sabotage te plegen. Ze hebben een zender verborgen in de duinen.

Sjoeran heeft contact gelegd met twee Nederlandse chauffeurs, Straaijer en Rademaker. Ze werken voor de Wehrmacht en zijn daardoor goed op de hoogte van allerlei militaire situaties. Ze worden de waardevolste informanten van het verzet, via Sjoeran. Jork heeft inmiddels de groep Armenen verlaten en is ergens ondergedoken.

Op het eiland is een schaapherder actief. Zijn naam is Joost Ringelberg. Met zijn kudde komt hij op plaatsen waar de Duitsers liever niemand zien. Er is een zweefvliegtuig neergekomen. Een van de vluchtelingen is Herman de Leeuw. Hij wordt door Joost gevonden. Het verzet heeft hem aan een schuilplaats geholpen.

De schaapherder vindt ook de gevluchte Armeen Jork. Deze vertelt aan Van der Beek dat ze moesten schieten op laagvliegende toestellen, maar dat ze dit saboteerden. Ze schoten wel, maar dan op de mijnen op palen op het strand!




Jork wil zo snel mogelijk contact met Sjoeran. Van der Beek ziet mogelijkheden het eiland snel te bevrijden. Alles is daarop gericht: berichtverspreiding, sabotage, spionage, wapens verzamelen. Hij weet anderen te bezielen. Swaters was de commandant van het verzet en Menke van der Beek was de leider in de praktijk.



Dit kaartje geeft een indruk van de scheiding
van bezet en bevrijd gebied door de Oosterschelde.
De afstand tussen Zierikzee en Colijnsplaat in het kortst.
Daarom ligt daar nu de Zeelandbrug.



DE BEDRIJFSTELEFOON VAN DE PZEM

Heel belangrijk voor het verzet op Schouwen-Duiveland is een goede verbinding met de bevrijders op Noord-Beveland. Tussen bezet en bevrijd gebied ligt het brede, woelige water van de Oosterschelde. Dat steek je niet zomaar even over.

Via de bedrijfstelefoon van de PZEM (Provinciale Zeeuwse Elektriciteits Maatschappij) had het verzet via Minkema contact met de geallieerden. Iedere wijziging op het eiland werd door Minkema per PZEM-telefoon aan hen doorgegeven. Het is begrijpelijk dat door deze informatie te verstrekken bij het verzet de hoop op een spoedige landing van de geallieerden levend werd gehouden.


Hindrik Minkema
met zijn beroemde telefoonverbinding



De Duitsers hadden al gauw in de gaten dat deze telefoonverbinding een geducht wapen kon zijn in de handen van het verzet. Zij gingen over tot strenge bewaking, waardoor het gebruik steeds gevaarlijker werd.

"De telefoon van de PZEM bleef gehandhaafd, ook toen de verbinding met Roosendaal uitviel, wegens een bombardement op die stad; zij bleef gehandhaafd, ook nadat men zelf het toestel in het transformatorstation Anna-Jacoba-Polder onklaar moest maken, omdat de Duitsers haar gingen gebruiken; zij bleef zelfs gehandhaafd, nadat de Slaakdam werd opgeblazen en verbinding tot stand gebracht moest worden via de hoogspanningskabel." (p. 13,14) Zie in de rechterkolom verslag minkema pzem


POGING TOT OVERZICHT ONDERGRONDSE ACTIVITEITEN

Het is lastig een volledig overzicht te geven van alle ondergrondse activiteiten op het eiland. Dat heeft te maken met de decentralisatie van het verzet: onderling zo weinig mogelijk contact. Dat was het devies. Hoe minder je van elkaar wist hoe beter.



Jan Verhoeff zat sinds 1942 in het verzet.
Hij probeerde een zender naar bezet gebied te smokkelen.
Dat mislukte.


Gijs van der Ham schrijft daarover in ZEELAND 1940-1945 (dl2)

"Er is in die dagen ook nog getracht Schouwen-Duiveland van een zender te voorzien. Op 7 oktober kwam een lid van de O.D. op dat eiland, J. Verhoeff ('Jan van Schouwen'), bij de garage van Chr. Louisse te Middelburg, een veelvuldig door de O.D. gebruikt contactadres, een zender ophalen. Maar toen hij en de agent van de Goese gemeentepolitie (J.Steketee, GS) bij wie hij achter op de motorfiets zat, tijdens de terugtocht op de Sloedam door de Duitse militairen werden aangehouden, maakten zij om controle te vermijden snel rechtsomkeert en verborgen de zender langs de kant van de weg. Een dag later was de zender verdwenen. Schouwen-Duiveland moest het zonder zender stellen." (p.349)




Feij vervolgt:

"Te Brouwershaven zijn Wisse en Verhoeff sinds 1942 werkzaam tegen de Duitsers. Als er wat zal moeten gebeuren in Brouwershaven zal het terrein door hen geëffend zijn. Minkema heeft voorts de grootste lof voor de accuratesse in hun berichtgeving. Alle bewegingen van de vijand, vooral ook te Scharendijke zijn de geallieerden via de PZEM-telefoon bekend. Zelfs was van Brouwershaven al een poging gedaan uit Middelburg een zendinstallatie te halen. Toen Verhoeff bij het Sloe aangehouden werd, moest de apparatuur in de steek gelaten worden. De PZEM-lijn brengt nu ook uitkomst. Wapens zijn ook reeds bemachtigd. De Ortskommandant is echter zeer wantrouwend en dit is de oorzaak dat met de meeste voorzichtigheid gewerkt moet worden.

Te Renesse, waar marechaussee Schelfaut een flinke afdeling heeft, wordt hard gewerkt. Er gebeurt veel voor de onderduikers. De registratie van geschutsopstellingen, de ligging van mijnenvelden, het nagaan van verdachte personen en de verspreiding van berichten vinden geregeld plaats.

In Haamstede gaan Straayer, Rademaker en de gebroeders Jonker steeds maar door met het verzamelen van wapens.

Uit Duiveland komen veel belangrijke meldingen. Zierikzee, centrum van het O.D.-werk, bezorgt alle afdelingen werk. Men wil daar alles weten, zowel wat de Duitsers betreft alsook wat landverraders aangaat. Van der Beek vindt in Renshof en Kloet koene medewerkers. Renshof is commandant van de sectie internering te Zierikzee, zoals Wisse dat te Brouwershaven is.

Een grenzeloos vertrouwen in de overwinning van de geallieerden hield al deze kerels actief. Tot aan de tijd, dat de distributiekringen noodkaarten moeten gaan uitreiken, ontvingen zij per periode 150 bonkaarten ten behoeve van onderduikers. En dan arriveren uit Goes de eerste vier nummers van "Vrije Stemmen!" Van der Beek die meer deed dan wij ooit zullen weten, interesseerde zich er hevig voor. Wat in Goes kan, is hier ook mogelijk, placht hij te zeggen en ook spoedig drukte men in Zierikzee "Vrije Stemmen"





Zo zag het illegale blaadje Vrije Stemmen eruit.
Op het drukken en verspreiden stond de doodstraf.
Pie Verhoeff, de jongere zus van Jan, bracht Vrije Stemmen rond.
Ook de verloofde van Jan, Krina Evertse, deed mee.



"Zodra de electriciteitsvoorziening stagneerde moest de oplaag ook groter worden, omdat men radioberichten niet meer kon volgen. Weldra worden dagelijks 400 exemplaren over het eiland gedistribueerd. Breetveld en Van der Bijl verzorgden het drukken. Verbindingsmannen en speciale bezorgers brengen de blaadjes waar ze heen moeten. "(p.24,25)

Feij merkt hierboven op over de rol van Menke van der Beek: "Van der Beek die meer deed dan wij ooit zullen weten". Daarvan geef ik nu het volgende bewijs door. Het komt van Joke Scheepstra, dochter van Liepke Scheepstra, een van de landelijke leiders van het verzet en drager van de Militaire Willemsorde.

"Vooral in de beginperiode van de LKP zat mijn vader erg om wapens verlegen. Hij heeft toen aan Menke gevraagd of die misschien nog iets ter beschikking had op dat gebied? Dat bleek inderdaad zo te zijn. Want na de inval in mei 1940 moesten politiewapens worden ingeleverd, maar op het politiebureau van Zierikzee is toen een fors aantal daarvan niet ingeleverd maar verstopt op een zolder. Toen mijn vader Menke om wapens vroeg heeft Menke die "voorraad" aangesproken en ze naar Amersfoort gebracht. Daar bezocht mijn vader hem bij zijn ouders thuis. Ze bleven daar overnachten, en 's avonds laat werden de wapens uit de bagage van de een in die van de ander overgebracht."



VRAAG OM NAUWKEURIG UITGEWERKTE KAARTEN

Ir. Swaters, de verzetscommandant, geeft opdracht om goede kaarten te regelen met een nauwkeurig beeld van alle militaire objecten op het eiland. Hierbij worden door Van der Beek de Armenen ingeschakeld. De opdracht was: bezorg ons morgen voor 12 uur de stafkaarten waarop voorkomen de laatste wijzigingen van geschutsopstellingen, aanleg van bunkers, mijnenvelden enz. Er is veel haast bij. Die haast heeft te maken met het oprukken van de geallieerden. Ze naderen St.Philipsland. Sjoeran weet dronken Duitse officieren even af te leiden en pikt de kaarten.

Hoe krijgen ze die kaarten aan de overkant? Ze krijgen van de Duitsers toestemming per roeiboot over te steken naar Anna-Jacoba-polder op Tholen om een kapotte electriciteitskabel te herstellen. Ondertussen is er storm opgestoken zodat een derde man meemoet om tegen storm en stroom op te boksen. Het lukt.

Er komt echter niets van het plan van Van der Beek, dat gebaseerd is op samenwerking met de Armenen. Groot was de teleurstelling van het verzet dat de bevrijding minder dichtbij was dat men dacht. De verkenning door de geallieerden wees uit dat de wegen en de dijken voor de gemotoriseerde eenheden onbegaanbaar waren.

Bovendien lag de prioriteit van de geallieerden niet bij de bevrijding van Schouwen-Duiveland, maar bij het open houden van de Westerschelde richting Antwerpen. Ze wensten geen energie te steken in de Oosterschelde. Dat was de harde werkelijkheid.

Ondertussen gaat de strijd voort en worden de mazen steeds nauwer. Men krijgt van Duitse zijde steeds meer argwaan jegens de Armenen. Die krijgen amper munitie. Ze proberen dat illegaal te bemachtigen en te verbergen. Bruinisse wordt in opdracht van de Duitsers ontruimd. Duiveland is nu niemandsland geworden. Ieder die er zich waagt is verdacht.


"MELDEN

Het is in de eerste dagen van December 1944, dat de bevolking opgeschrikt wordt door de ongelukstijding: Alle mannen tussen de 17 en 40 jaar moeten zich melden. In ieder gezin ontstaat ongerustheid en angst. De O.D. voor wie de slag kennelijk bedoeld is, dreigt uiteengeslagen te worden. Zo zitten we dus op ons geïnundeerde eiland als in een kooi. Van uitwijken, zoals dit op het vaste land mogelijk is, is hier geen sprake. Men kan het niet begrijpen dat een zee van ellende zal uitgestort worden door de bezetters, terwijl aan vele zijden de geallieerden kort binnen ons bereik zijn, machtig genoeg om het onheil dat nadert, n.l. wegvoering der mannen, af te wenden.

Een bericht van 3 December, 20 uur, door Minkema aan de geallieerden doorgegeven, luidt woordelijk:

"Gisterenavond 18 uur kregen alle bewoners van Duiveland, voor zover niet geëvacueerd, aanzegging om in de afgelopen nacht nog te evacueren. Hebben alles achter moeten laten.
Voorts is aan de gemeenten op Schouwen-Duiveland een lijst aangevraagd van alle mannelijke inwoners tussen 17 en 40 jaar. De lijst moest om 17.30 uur bij de Ortskommandant van Schouwen zijn ingeleverd. De waarnemend Burgemeester van Zierikzee heeft geen lijst willen geven, doch gezegd dat alle bescheiden te Kloetinge (dat lag in bevrijd gebied bij Goes G.S.) zijn. Nu werden allen van 17 tot 40 jaar opgeroepen om zich te melden. In alle overige gemeenten zijn de secretarieën nog ter plaatse en hebben de Duitsers dus ook de bevolkingsregisters in handen gekregen.
Onderduiken is hier in het inundatiegebied practisch niet meer mogelijk, daar nu geheel Duiveland ontruimd is. De drie in Duiveland ondergedoken luchtlandingsmannen, zullen dan moeten verhongeren, daar bevolking welke hen tot nu toe voorbeeldig voedde, is weggevoerd en Duiveland is afgesloten, zodat wij er van Zierikzee niet meer kunnen komen.
Het aantal mannen van 17 tot 40 jaar beloopt verscheidene honderden, waarvan verscheidenen zich straks vrijwillig in geallieerde dienst wilden begeven en nu zullen worden weggevoerd naar elders.
De O.D. op Schouwen en Duiveland verzoekt nu zeer dringend aan de geallieerden om met zeer veel spoed in te grijpen, opdat dit kan worden voorkomen. Wij hebben met onze berichtgeving reeds zes weken laten blijken, dat ons geen gevaren en moeiten teveel zijn, om de geallieerde zaak te dienen en willen dit blijven doen, doch laat de Moffen nu geen gelegenheid meer om ons en de overige bevolking weg te voeren, waardoor wij voor de geallieerde zaak verloren zouden zijn. Ook onze berichtgeving zal vanzelf eindigen als wij worden weggevoerd."

Ook dit bericht bereikte uiteindelijk het hoofdkwartier van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard, Opperbevelhebber der Ned. Binnenlandse Strijdkrachten." (p. 41v)


"EN GIJ?

Onverwacht is de omstandigheid geschapen, waarvoor de heer Lazonder, secretaris van de gemeente Renesse, gevreesd heeft: Hij zal voor de keus komen, een bevel der Duitsers op te volgen óf weigeren eraan te voldoen. Het moest er eens van komen dat de overweldiger ook hem zou toeroepen: EN GIJ?

Zijn keus was gemaakt en de gevolgen waren tevoren niet te overzien. Hij kon slechts povere voorzorgsmaatregelen nemen tegen de dreiging van een niets ontziend regiem. Politieman Schelfaut was ervan op de hoogte, dat zodra hem gevaar dreigde de Ondergrondse ter beveiliging zou worden ingeschakeld. Dit moment breekt aan op het ogenblik, dat Schelfaut wordt opgebeld door de Ortskommandant, die hem opdraagt de Burgemeesters in zijn rayon ervan in kennis te stellen, dat lijsten moeten worden ingediend met de namen van alle mannen tussen de 17 en 40 jaar. Onmiddellijk pleegt men overleg en stelt vast: Aan dit bevel mag niet worden voldaan.

Maar hiermee kan niet worden volstaan. De Duitsers zullen drastische maatregelen nemen om toch de verlangde gegevens te verkrijgen. Er is slechts één oplossing: het gemeente-archief van Renesse moet verdwijnen en wel direct.

Een plan is snel beraamd: Lazonder met vrouw en kind duiken vandaag nog onder; Wim Boot, die de sleutels van de gemeentekluis verstrekt, duikt eveneens. Dan zullen Van den Hoek en Padmos tijdens de schemering met een handwagen naar het gemeentehuis gaan en datgene uit kluis meevoeren wat Lazonder heeft klaargelegd.

Zo is het vastgesteld - zo zal het ook gebeuren.

Het is avond geworden en in spanning wacht thuis Schelfaut op het rinkelen van de telefoon, want dit zal niet uitblijven, zodra het tijdstip is aangebroken, waarop, volgens nadrukkelijk bevel van de OrtsKommandant de lijsten moesten worden ingediend.

Met zijn gedachten is Schelfaut bij de mannen, die op dit ogenblik bezig zijn om midden in het dorp een wagen vol te laden met archiefstukken. Niemand weet welke voorzorgsmaatregelen de Duitsers wellicht hebben genomen. Zijn gedachten zijn ook bij Lazonder, de man die zich als held gedraagt, juist omdat hij zijn angst moet overwinnen. Moed is immers de overwinning op angst. Zijn gedachten zijn ook bij Wim Boot, die de sleutels verstrekte en nu als een opgejaagd mens ergens verborgen is.

En dan rinkelt de telefoon… het spel begint.

Het is de Kommandant. "De lijsten zijn nog niet bezorgd." Kalm aanvaardt Schelfaut de opdracht te lijsten met spoed te gaan halen en uiterlijk onbewogen speelt hij zijn spel, wanneer hij samen met zijn Wachtmeester op de fiets stapt om 'de lijsten' te gaan ophalen. Wanneer tot hun geruststelling blijkt dat niemand 'thuis' is, begeven ze zich naar de secretarie.

De deur staat open, binnen is het rommelig. Het werk is gedaan - de opdracht is stipt uitgevoerd." (p. 43-45)



"DOOR DE NACHT

Nu Duiveland Niemandsland geworden is en straks misschien alle mannen tussen 17 en 40 jaar weggevoerd zullen worden of moeten onderduiken, is de toestand voor Herman de Leeuw en de twee geallieerden die elders verborgen zijn, vrijwel onhoudbaar.

Het is Joost Ringelberg die uitkomst brengt. Als schaapherder weet hij na veel moeite een vergunning te verkrijgen om Duiveland in te gaan. Zijn doel is Herman de Leeuw te vinden. Na een lange, gevaarlijke speurtocht vindt hij hem tenslotte. Hij ligt in een bedstee en schrikt geweldig van Joost's komst. De kerel is er slecht aan toe en een instorting nabij. Het steeds opgejaagd worden en de aanhoudende ontberingen doen zich gelden. Joost spreekt hem zoveel hij kan moed in en belooft hem bij de andere vluchtelingen te brengen of hem mee te nemen naar de stad.

Het risico voor Joost was buitengewoon groot, want de Duitsers hadden hem lang gevolgd. Wanneer hij 's avonds thuis komt, wacht hem daar Van der Beek. Er is groot nieuws!

Minkema heeft, naar aanleiding van de noodkreet, die de geallieerden ontvingen, vandaag Engelse officieren aan de telefoon gehad. Zij deelden mee, dat zij een aantal mannen wilden komen halen. Ir. Swaters en anderen hebben dit aanbod overwogen en besloten er gebruik van te maken. De nodige maatregelen zijn genomen om alle afdelingen van de O.D. hiervan te laten profiteren. De twee Engelsen en Herman de Leeuw gaan ook mee. Het is dus nodig ze tevoren naar de stad te halen."
(p. 47,48)

Het lukt Joost de mannen veilig naar Zierikzee te brengen.

(Het ging juist om de twee Engelsen en Herman de Leeuw. Zij moesten terug naar het geallieerde leger aan de overkant.De verzetsmensen van Schouwen-Duiveland mochten mee. Het ging niet om hen dus. Zie hierover hoofdstuk S, over het verzetsleven van Christiaan Wisse. GS)


"VERZAMELEN

Via de hoogspanningskabel belt, in opdracht, Schelfaut Minkema op en verneemt het plan tot de overtocht, met de uitnodiging diegenen mee te laten gaan, die daar het meest voor in aanmerking komen. In Brouwershaven is het Wisse, die de uitnodiging ontvangt. Hij zit in Zonnemaire ondergedoken, van waaruit hij vergeefse pogingen deed het bevolkingsregister te Brouwershaven te doen verdwijnen. Zowel hij als zijn vrouw willen graag mee oversteken om in geallieerde dienst te gaan.

Het gezelschap dat uiteindelijk door de geallieerden van dit duivelseiland gehaald zal worden, bestaat uiteindelijk uit het gemeentepersoneel van Renesse: Lazonder en Boot; Wisse en zijn vrouw; Herman de Leeuw en de twee Engelsen; Van der Beek en York en verder de gebroeders Jonker, Van der Klooster, Oudkerk, Verhoeff, Van der Bijl en De Glopper. Zij allen deden wat het Vaderland van hen vroeg: verzet plegen.

Van Renesse vertrekken zij, voorzien van valse persoonsbewijzen, per boerenwagen via Scharendijke en Kerkwerve, naar Zierikzee. Op de weg zijn posten uitgezet om verrassingen, als plotselinge controle, te voorkomen. Het is een hartelijk afscheid. Men gunt het die Vaderlanders, een rustig en veilig onderkomen tegemoet te gaan, na al de spanning en ontbering, die ze zich voor het Vaderland getroostten.

Weinige tijd later zullen hun zorgzame vrienden op ditzelfde dorp bij hun gemeenschappelijk graf staan en komt dit afscheid in gedachten. Dan zal slechts een overtuigd "Uw wil geschiede" in staat zijn om het "waarom toch" terug te dringen."


(De eerste poging mislukt, omdat de Engelsen niet kwamen opdagen. Zie oa het proces-verbaal van Wisse, rechtermarge f01 en f02.)


"DE TWEEDE POGING

's Avonds zijn allen weer in het huis buiten de stad verzameld en weer trekt men in groepen naar de zeedijk, waar men in het dijkhuis gaat. De O.D.-mannen, die ter dekking zijn meegegaan, nemen nogmaals afscheid.

Men neemt reeds het geluid van een boot te horen en eigenlijk zijn zij wat jaloers, om de vrijheid, die nu zo nabij is, de rug toe te keren. Maar dan vertrekken zij.

De Tommies, Van der Beek, Jork en Wisse blijven buiten en betrekken op enige afstand hun posten. Wanneer er onraad is, zullen zij een kort lichtsignaal geven. Zodra de boot in aantocht zal zijn, zal aan de anderen een sein worden gegeven en zullen zij één voor één over de dijk gaan. De spanning is geweldig.

Aan de zijde van de stad, waar de politiemannen Pipping en Renshof nu zijn, is alles veilig. Er komt vandaar geen lichtsein. Van der Beek ligt aan de glooiing en geeft ononderbroken het afgesproken sein: rood-wit, rood-wit, in snel tempo. Wisse ziet op zee een lichtflits. Snel kruipt hij naar Van der Beek en die heeft het eveneens gezien.

Maar dan flitst een seintje vanaf de stad. Daar wachten Pipping en Renshof. Verdraaid het is een auto. Waarschijnlijk dezelfde als toen ze de stad verlieten. Hij passeert en Van der Beek hervat zijn signalen. Hoe weinig vermoeden zij, dat het juist deze auto met zijn lichten zou zijn, die alles deed mislukken! Intussen is het over half negen. Wachten. Negen uur. Van der Beek, moedeloos geworden wil de terugtocht aanvaarden, maar Wisse stelt voor om nog even door te gaan met seinen te geven. Hij zal intussen de mensen die binnenshuis zitten op de hoogte stellen. Groot is de verslagenheid onder de groep, die daar in uiterste spanning bijeen zit. Men overweegt de kansen en overziet de gevaren. Dan neemt Van der Beek de leiding en geeft bevel tot de terugtocht.

Wisse met zijn vrouw, beiden met de fiets aan de hand, waarvan één band lek is, gaan voorop. Bij gevaar zal hij een lichtsein naar achter geven. Het is tien uur.

Van tijd tot tijd wacht hij even om zeker te zijn, dat afstand tussen hem en de overigen niet te groot wordt. Zo trekken ze door de donkere avond. Dan opeens…. springen zes of zeven Duitsers op de weg.

Waar kom je vandaan?

Van Haamstede: lekke band….

Terwijl hij de band met de zaklantaarn beschijnt, geeft hij zodoende de anderen het afgesproken sein van onraad. Lichtkogel gezien? vraagt de Duitser en neemt hem in het licht van zijn zaklantaarn goed op. Intussen luisteren zij in angstig zwijgen of zij het geluid horen van de voetstappen van de anderen. Maar het is stil gelukkig. Ze moeten het sein gezien hebben.

Dan laten de Duitsers hen door…. Nog even lopen zij, zich met moeite beheersend, kalm door. Dan springen zij op hun fietsen en terwijl ook de andere banden leeglopen, trappen zij als razenden. Vluchten! Zij naderen de stad reeds, wanen zich veilig en dan klinken schoten in de nacht. Het geluid doorboort hun harten. Het vuren neemt toe. Hoor toch! Nu klinken ook ontploffingen van handgranaten.

Arme jongens… het is met jullie gedaan….



Christiaan Wisse en zijn vrouw Femia van Beest



Het is half vier in de nacht, wanneer nog schoten klinken. Dan zitten Wisse en zijn vrouw op Kerkwerve, waarheen zij in wilde ren gevlucht zijn. Gebroken…."
(p. 54,55)


"HUN LAATSTE UUR

Het is op een rustige Zondagochtend, wanneer de gemeente, in het dorpskerkje in Haamstede bijeen, met verbazing de voorganger, ds. Voorneveld, van de kansel ziet wegroepen. Met een kort woord, haast afwezig, wordt de dienst voortijdig beëindigd. (Dit blijkt niet juist, zie hoofdstuk 4 GS)



Zo zag het gezin van ds. Voorneveld er in die tijd uit.



Ontsteld volgt de dominee zijn vrouw, die hem de boodschap overbrengt, nl dat geestelijke bijstand verleend moet worden aan tien ter dood veroordeelde landgenoten. Pas op weg naar de wachtpost dringt het tot hem door: daar zullen tien mensenlevens moedwillig vernield worden.

Tot de officier, die hem naar de bunker leidt, waarin de slachtoffers zijn opgesloten, smeekt hij vergeefs om verzachting van dit gruwelijk vonnis. De kerel is onvermurwbaar. Het is oorlog - het zijn verraders. Dan openen de bewakers de betonnen deur en wanneer die met een slag achter hem dichtvalt, voelt hij zich in dit duister hol omringd door mensen.

Bent u het dominee? klinken stemmen en tegelijkertijd stopt men hem van allerlei in de zakken: brieven, ringen, portefeuilles.

Knarsend gaat de deur open. Men zet een lantaarn neer en verdwijnt. Dan treft hem de vreselijke aanblik van deze mensen. Het is ontstellend hoe zij eruit zien, maar het is nu geen tijd meer om daarop te letten. Hier zijn we op de drempel van de eeuwigheid en er is geen inleiding nodig om te komen tot de dringende vraag of ieder van hen bereid is te sterven. Allen bevestigen dit met vaste stem. Er klinkt een getuigenis, er openbaart zich een geloofszekerheid, zoals alleen martelaren die gekend moeten hebben. Hier is geen bijstand nodig, want er is geen sprake van doodsangst of wanhopige vertwijfeling.

Huiveringwekkend sinister zou het kunnen zijn in deze dodencel, wanneer uit hun houding niet die aangrijpende overgave sprak. In dit voorportaal tot Gods Koninkrijk, vreselijk in zijn wereldse gedaante, maar vervuld van Hemelse vrede, luisteren allen naar het voorlezen van Psalm 23:

"Al ging ik ook in een dal der Schaduwe des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij…"

Dan wordt er gebeden.

U gaat toch niet weg, dominee?

Nee, nog niet.

Speciale wensen worden dan genoteerd en laatste groeten uitgesproken.

Leest u met ons nog Psalm 91?

"Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Mijn Toevlucht en mijn Burg! Mijn God, op welken ik vertrouw."

Dan verenigen allen zich weer in gebed. Nóg komen de beulen niet en verzoekt men om gezamenlijk nog het Lutherlied te zingen.

Wanneer de dominee even later, als in een bovenaardse roes, onder de blauwe hemel huiswaarts keert, klinken hem nog die stemmen na. En vele jaren daarna zullen zij nog, als een opperste belijdenis, hem naklinken:

"Een vaste Burg is onze God".
(p. 56,57)


"FEITEN

Later dringen de droeve feiten door. Vanaf de landingsboot had men inderdaad de seinen aan de dijk gezien. Eensklaps verschijnt een licht boven de dijk, dat zich snel verwijdert. Men krijgt de indruk, dat iemand wegdraaft, steeds signalen gevend en men concludeert, dat er iets mis moet gaan aan de wal. De rood-wit seinen merkt men niet meer op. Waarschijnlijk is de boot uit de straal van de lichtkoker gedreven. Een patrouille gaat aan wal en sluipt langs een schildwacht heen in de richting Boerenweg. Er is niets meer te bespeuren en men keert terug, maar nauwelijks is men in de boot of de Duitse schildwacht schiet een lichtkogel af en op dat sein snellen de Duitsers toe, die de vluchtelingen overweldigen. Behalve Wisse en zijn vrouw gelukt het aan Herman de Leeuw, de twee Engelsen en De Glopper om dwars door het vuren te ontsnappen. (-)

Steeds meer dringt de gedachte zich op, hoe heel anders de oorlog voor ons eiland had kunnen verlopen, indien de overtocht geslaagd was. Met een schat aan gegevens bij zich (die nooit teruggevonden werden) en Jork in eigen persoon met Van der Beek erbij, zij allen zouden wellicht het wantrouwen tegenover de Armenen weggenomen kunnen hebben. Alle moeite, alle levensgevaar en angst, die de O.D.-mensen zich getroostten, zouden met goud bekroond hebben kunnen worden. Het mocht niet zo zijn. Veel werk was tevergeefs en veel leed kwam over ons eiland."
(p.57 en 61)

Het is helemaal de vraag of bij een geslaagde overtocht het eiland eerder zou zijn bevrijd. De geallieerden waren helemaal gefocust op Antwerpen en de Schelde. Die moest met alle mogelijkheden in handen van de geallieerden komen. Lees daarover de slag om de Schelde. (GS)


"SLOT

Thans zijn we bevrijd.

7 mei 1945, na vreselijke maanden van spanning, beschietingen en onderdrukking, kwamen de geallieerden op ons eiland.

Nu staan we op het dorpskerkhof van Renesse aan het graf van hen, die vielen voor de goede zaak: De Vrijheid.

Verder, véél verder, dan de gedachten uitgaan van zovele mensen, moet de blik gereikt hebben van hen, die hier ten grave gedragen werden. Hun verzet, de gegevens die zij voor de vijand verduisterden, de bescheiden, die zij de geallieerden verstrekten, dit alles moet hun nietig zijn voorgekomen op het ogenblik, dat zij afscheid namen van dit leven.

In de verte ratelt een wagen. Het geluid herinnert ons op dit ogenblik aan de huifkar, die deze mensen naar de plaats van terechtstelling voerde. Even laait fel de haat bij ons op. Maar het is of de ruisende bomen, die zonnevlekken toveren op de graven, ons toeroepen: Neen! Laat het "Gedenk te sterven", dat deze plaats aan ons opdringt, diepere en betere gevoelens in u wakker roepen.

Zo wilden zij het, die afstand deden van hun leven met de woorden, die in hun harten leefden:

"Een vaste Burg is onze God".

Zierikzee, Augustus 1945"
(p. 62,63)




-----------------------------------




Minkema schreef op 7 augustus 1945
in de Zierikzeesche Nieuwsbode
over het boekje van Feij




Een artikel vlak na de bevrijding door Minkema










Het verhaal van de Tien van Renesse
moeten we doorgeven aan de volgende generatie.
Hier aan drie van m'n kleinkinderen.



UITLEIDING-01


OVER DE BETROUWBAARHEID VAN INFORMATIE VAN OOGGETUIGEN

We weten uit de psychologie dat ons menselijk geheugen niet bepaald een betrouwbaar middel is om gebeurtenissen goed te bewaren en weer te geven. Er wordt nogal wat vervormd, zo blijkt uit onderzoek. Dat geldt vooral naarmate je verder in de tijd verwijderd bent van wat er gebeurd is. Hoe korter de tijd die je scheidt van het gebeurde, hoe betrouwbaarder de getuigenissen over het algemeen. Daarom onder andere is het boekje van G.M. Feij voor mij een belangrijke bron.

Er heeft mij tijdens mijn onderzoek naar de ware toedracht in de geschiedenis van de Tien van Renesse vaak informatie bereikt van halve en hele onwaarheden. Eén wil ik als voorbeeld noemen. Zo zouden er mannen uit de omliggende plaatsen gedwongen zijn naar de ophanging te kijken. Dit is onjuist. Pas na de ophanging moesten ze naar de plaats van executie marcheren. Zie het verslag van Cornelis den Boer en dat van Jaap Vriesendorp aan het slot van hoofdstuk 6.

De communicatie uit de derde hand is te vergelijken is met wat ze op kinderfeestjes een fluisterspelletje noemen. Op ongeveer dezelfde manier hebben de geruchten zich vermenigvuldigd. Het nieuws groeit onderweg. Ik zou een apart hoofdstuk kunnen schrijven van alles wat er gefantaseerd is rond de Tien van Renesse!


BIJ DE TIEN VAN RENESSE OP ELK BELANGRIJK MOMENT TENMINSTE ÉÉN OOGGETUIGE

Het frappante is juist bij de geschiedenis van de Tien van Renesse, dat er op elk wezenlijk moment tenminste één ooggetuige was, die het heeft overleefd en die het kon navertellen. Ik zet ze even op een rijtje. Zo zijn er eigenlijk bijna geen zwarte vlekken in het hele plaatje. Ik kom daar bij de verschillende hoofdstukken en verslagen nog op terug. Het verbaast me steeds weer.

- Bij het vuurgevecht en de arrestatie ontkwamen de ooggetuigen Christiaan Wisse met z'n vrouw, Marius de Glopper en Bernard Black. Zie hun verslagen in de rechtermarge.

- In de bunker op Slot Haamstede was ds. Voorneveld als enige bij de ter dood veroordeelde mannen. Lees daarvan zijn ontroerende ooggetuigeverslag in hoofdstuk 4.

- Bij de ophanging was als enige Nederlander Cornelis den Boer aanwezig. Hij was dan wel geen ooggetuige in strikte zin, in ieder geval oorgetuige. Lees zijn getuigenis in hoofdstuk C.

- Bij de barre tocht van Haamstede naar Middelharnis en bij de verhoren en de veroordeling was als enige ooggetuige Anna Cornelia Hage (hoofdstuk W.) aanwezig. Zie haar verklaring in het proces-verbaal van Hendrik Vijfhuize in hoofdstuk G.

- Verder heb ik het getuigenis van Wim Jonker, en van Jan den Boer die als ouderling de dienst voortzette waaruit ds. Voorneveld werd weggeroepen. U vindt dat in hoofdstuk 4.

Met twee of drie getuigen staat een zaak vast, aldus het onderwijs van Jezus Christus in Matteüs 18:16. "Opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat."(HSV)

Bij één ooggetuige hebben we dus geen absolute zekerheid dat zijn of haar getuigenis helemaal betrouwbaar is.

"MONDELINGE OVERLEVERING IS EEN BELANGRIJKE HISTORISCHE BRON"

Juist bij geschiedenis die mondeling wordt overgeleverd (ook wel orale geschiedenis genoemd) moet je elke informatie toetsen en beoordelen op betrouwbaarheid door vergelijking met andere bronnen die over hetzelfde onderwerp gaan. Heel mooi is voor een geschiedschrijver dat zijn bron tenminste bevestigd wordt door één andere bron. Maar dat ideaal wordt niet altijd bereikt. Ook niet in de geschiedenis van de Tien van Renesse.

Een belangrijk onderzoeker op het gebied van orale geschiedenis is Selma Leydesdorff. Ik beperk me tot één citaat van haar, dat voor mijn visie op ooggetuigeverhalen van belang is.

In een interview in het Weekblad voor de Universiteit van Amsterdam uit 2009 geeft ze aan dat individuele belevenissen van mensen een centrale plaats dienen in te nemen in de geschiedschrijving:

"Mondelinge overlevering is een belangrijke historische bron. De belevenissen van mensen, hun subjectieve ervaringen, zijn naast de feitelijke gebeurtenissen óók een deel van de geschiedenis. Een prachtig deel, omdat het over gevoelens gaat, en dat nog te vaak wordt vergeten."

Aldus Selma Leydesdorff (die ook een boeiend boek schreef over de trauma's tengevolge van de Ramp van 1953: Het water en de herinnering.)

In de lijn van Leydesdorff heb ik vrijmoedig gebruik gemaakt van orale geschiedenis rond de Tien van Renesse. Daar is niks mis mee. Daarbij heb ik mijn keuzes moeten maken en heb ik geprobeerd die zoveel mogelijk te verantwoorden. Als ik van een bepaald verhaal niet zeker ben, wacht ik tot ik het heb kunnen verifiëren, voordat ik het op deze website zet.

Samengevat:
Ik wil de hoogste waarde toekennen aan berichten die bevestigd worden door tenminste één andere bron.

Verder neem ik als uitgangspunt dat bronnen die ontstaan zijn vlak na het gebeurde en bronnen van ooggetuigen betrouwbaarder zijn dan latere berichten uit de derde hand.

Bij de geschiedenis van de Tien van Renesse moeten we verschillende keren volstaan met het verslag van één ooggetuige, omdat er niet iemand anders bij is geweest.

Ik denk dan: beter één ooggetuige dan geen ooggetuige. Het is niet anders.



UITLEIDING-02


Tenslotte een opmerking over de plaats van de geschiedenis van de Tien van Renesse in het groter geheel van gebeurtenissen.


1. In verband met de militaire operatie Market Garden in september 1944 kwam er een luchtvloot met gliders van Engeland naar Arnhem. Bij Schouwen gaat er iets mis met één van die gliders. Twee Britse piloten Black en Hudson en commando De Leeuw verbergen zich en worden ontdekt door de schaapherders Ringelberg. Zie hoofdstuk I. versl bernard black.

2. De Slag om de Schelde woedde van 2 oktober tot 18 november 1944. Het is één van de bloedigste veldslagen uit de Tweede Wereldoorlog. Het Canadese 1ste leger verloor 12.873 man. Onvoorstelbaar. Het gevechtsterrein wordt als een van de moeilijkste uit de hele oorlog beschouwd. Aan het eind van het vijf weken durende offensief had het winnende Canadese 1e Leger 41.043 Duitse gevangenen gemaakt. Meer over de Slag om de Schelde. Het is begrijpelijk dat de geallieerden na deze slag even behoefte hadden aan rust en geen trek hadden in een volgende slag om Schouwen-Duiveland, dat door de vele bunkers en stellingen moeilijk in te nemen was.

3. Wat gebeurde op 3 december 1944? De Duitse leiding van Schouwen-Duiveland maakte bekend dat alle mannen tussen de 17 en 40 jaar zich moesten melden voor de Arbeitseinsatz. Ze zouden naar Duitsland worden gevoerd om te werken in de oorlogsindustrie.

4. Gevolg van dit Duitse bevel was dat de hulp aan de drie ondergedoken geallieerde militairen op losse schroeven kwam te staan. De helpers liepen gevaar en konden zich niet meer vrij bewegen.


HET PLAN VOOR DE OVERTOCHT KOMT VAN CHRISTIAAN WISSE: HET GING HEM OM DE 3 GEALLIEERDE MILITAIREN

5. Christiaan Wisse (zie hoofdstuk S), betrokken bij hulp aan onderduikers, doet de suggestie via de telefoonlijn van Minkema contact op te nemen met de geallieerden over de positie van de 3 glilderinzittenden. Zie hoofdstuk E. verslag minkema pzem. En zie vooral hoofdstuk S.

6. De geallieerden geven aan bereid te zijn de 3 mannen op te halen vanuit Noord-Beveland. Het zijn immers hun makkers. Bovendien vragen zij de politiemannen Wisse en Van der Beek met de piloten mee te komen naar bevrijd gebied.

7. De mogelijkheid wordt geopperd een aantal verzetsmensen mee te laten liften met de 3 militairen en de 2 politiemannen. Nu pas komen de Tien van Renesse in beeld. Het ging niet om hen maar om de 3 militairen. Nogmaals zij mochten meevaren van de geallieerden. Voor een handjevol verzetsmensen waren de geallieerden niet in actie gekomen.

Het lijkt me goed dit element scherp in beeld te brengen.

Ik leg dit nog eens uit in de volgende clip, opgenomen door Tjeerd Muller,

Waarom kwamen de geallieerden de Tien van Renesse ophalen?


UITLEIDING-03

Huib Uil schrijft al jaren columns voor Wereldregio. Dat is een uitgave met als ondertitel Wereldnieuws uit je regio. Het betreft hier Zierikzee. Op 9 mei 2020 gaat zijn column over het boekje van Feij dat ik hierboven besproken heb. Het bevat weer nieuwe gegevens. Daarom is zijn colmn ook ditmaal een verrijking.


'Verzet! Schouwen-Duiveland in de frontlinie'

za 9 mei 2020, 14:02 Column

De Tweede Wereldoorlog liet bij de overlevenden diepe sporen na. Iedereen begreep dat ze getuige waren geweest van gebeurtenissen met een grote betekenis. Al snel kwam de drang om het belangrijkste daarvan vast te leggen en in druk uit te geven. Ook op Schouwen-Duiveland was dat het geval.

Eind 1945 verscheen een boekje dat de laatste oorlogsmaanden op Schouwen-Duiveland belichtte. Het was geschreven door een oor- en ooggetuige: G.M. Feij. Op het titelblad zijn de puntjes op de ij abusievelijk weggelaten. Gerardus Martinus Feij (1916-2005) was een Middelburger die in 1935 in Zierikzee kwam wonen. Hij ging helpen in de zaak van zijn oudere broer Toon. Beiden waren fotografen; Gerard was tevens opticien. In 1937 vertrok Toon naar Middelburg zette Gerard het 'Foto-atelier Focus' aan de Korte Sint Janstraat 21 voort. De zaak was een onderdeel van de firma De Muynck, die ook zaken had in Middelburg en Goes. Naast foto's en brillen konden dames er terecht voor bandage, vooral korsetten.

Toen het grootste deel van de bevolking in het voorjaar van 1944 naar elders moest evacueren, had Gerard het geluk dat hij met zijn echtgenote Neeltje van Vessem en hun baby Dirk niet van het eiland af hoefden. Zij verhuisden naar Renesse. Niet voor lang want al in augustus mochten zij terugkeren naar Zierikzee. Daar maakten zij de laatste fase van de oorlog mee.

Het boekje werd uitgegeven door de Firma S. Ochtman & Zoon in Zierikzee. Deze boekhandel op de hoek van de Appelmarkt en de Korte Sint Janstraat bood het in twee vormen aan. In eenvoudig gebonden vorm kostte het twee gulden, in een kartonnen omslag was dat fl. 2,75. Op de omslag zijn de contouren van het eiland te zien, gelegen in golven water. Die omslag was ontworpen door L. van Vessem, verbonden aan de drukkerij Lakenman & Ochtman in Zierikzee, die het boekje drukte.

Gerard Feij verhaalt in proza van de gebeurtenissen vanaf september 1944. Zijn startpunt lag bij 'Dolle dinsdag'. Die vijfde september maakte grote paniek zich meester van de Duitsgezinden omdat het de verwachting was dat Nederland onder de voet zou worden gelopen door de geallieerden. Dat was echter niet het geval. Wel volgde de bevrijding van Zeeland in het kader van de slag om de Schelde. Schouwen-Duiveland bleef echter in Duitse handen.

In het boekje staat de rol van het verzet centraal. Het is geen historisch verslag, maar wil vooral de feiten op een aantrekkelijke wijze presenteren. 'Joost Ringelberg, de schaapherder, laat zijn blik over de schapen gaan. Met korte, scherpe fluitsignalen beveelt hij zijn hond, die onvermoeid rond de kudde rent'. Ringelberg speelde een belangrijke rol omdat hij als schaapherder het geïnundeerde gebied in mocht en zo doende een rol kon spelen bij het opvangen van Engelse piloten die ondergedoken waren.

Het verzet, georganiseerd in de Ordedienst, speelde een belangrijke rol bij het laten verdwijnen van het bevolkingsregister in Renesse en de ontvluchtingspoging naar Noord-Beveland. Toen de groep betrapt werd, volgde de veroordeling van tien mannen, die in Renesse op 10 december 1944 werden opgehangen. De auteur droeg het boekje op aan de nabestaanden van de 'Tien van Renesse'.

Het boekje begint met een inleiding door majoor J. Honig, een Zierikzeeënaar van geboorte, die hoofdverbindingsofficier was bij de staf van Prins Bernhard als bevelhebber van de Nederlandse Strijdkrachten waarin de Ordedienst was opgegaan. Het 'Voorwoord' is van de hand van ir. H.D.J. Swaters, commandant van de voormalige Ordedienst op Schouwen-Duiveland. De opbrengst van de uitgave was voor de Stichting 1940-1945. Het boekje werd in 1983 herdrukt op initiatief van Cor Pols van de Zeeuwsche Boekhandel.

Huib Uil


(Ik weet nu meer dan toen ik dit hoofdstuk schreef. Over de preciese gebeurtenissen rond 10 december 1944 kunt u meer lezen in mijn boek: Jan Verhoeff, Zeeuws schilder en verzetsstrijder. Eén van de Tien van Renesse. Te bestellen bij het Brouws Museum via een email naar: info@brouwsmuseum.nl of bel 0111 691342. Prijs 19,50 euro, verzendkosten inbegrepen)